De (r)evolutie van het woord 'genocide'

Journalisten kiezen beelden en woorden om zo precies mogelijk nieuwsinformatie over te dragen. Om verslag te doen en gebeurtenissen te beschrijven, om verhalen te vertellen en duiding te geven. Maar beelden en woorden zijn niet kleurloos of neutraal, en dus wordt er strijd over geleverd. Het woord dat inmiddels twee jaar voor toenemende onenigheid zorgt: ‘genocide’. Geen woord dat je lichtzinnig inzet, dus zie je redacties worstelen met de keuze om het te gebruiken. Daarover komt het publiek dan weer bij ons met vragen. Ombudsman, waarom wél of waarom nog steeds niet?
Taalgebruik is een keuze die een redactie zelf mag maken, de Ombudsman schrijft woordkeus niet voor. Daarover schreven we al enkele malen eerder, we schreven ook eerder specifiek over dit woord. Toch gaan we er nogmaals op in. Want achter veel publieksmails die de keuze voor of tegen het gebruik van het woord ‘genocide’ aankaarten, gaat iets anders schuil dan een taalkwestie. En in de keuzes van redacties is in de loop der tijd een verandering gekomen.
Stellingname versus partijdigheid
Interessant is dat vóór- en tegenstanders van het gebruik zich in bijna dezelfde bewoordingen bij ons melden. Een deel van het publiek wil stellingname door te eisen dat nieuwsprogramma’s het woord wél gebruiken: “De NOS slaagt er in dit artikel niet in om essentiële juridische, ethische en journalistieke kaders toe te passen op een gebeurtenis van grote internationale zwaarte. Daarmee wordt het publiek onvolledig, misleidend en zelfs gevaarlijk geïnformeerd.”
Door een ander deel wordt met een keuze voor gebruik onmiddellijk vooringenomenheid van een redactie verondersteld: “In de uitzending uitte de nieuwslezer de claim dat er een genocide plaatsvindt in Gaza. Dat is desinformatie vanuit een waarschijnlijk persoonlijke ideologie, dan wel regels NPO. Dit juridisch, journalistiek onjuist framen van een democratisch en bevriende natie moet stoppen.”
Sommige kijkers gaan zo ver dat ze claimen dat programma’s door “het dusdanig gebruiken van woorden zoals genocide mensen aanzet in Nederland onze joodse mensen te discrimineren.”
Meer dan een woord
De keus voor het gebruik van genocide wordt dus niet gezien als ‘zomaar’ of ‘alleen maar’ een kwestie van woorden kiezen. Het is een label dat blijft plakken. De meeste journalisten zijn niet zo van het labelen, eerder van het beschrijven. Op het Nederlands Journalistiek Festival in Deventer zei de hoofdredacteur van dagblad Trouw onlangs: “Met een label komt altijd een tubetje lijm mee. Als een term eenmaal is opgeplakt, kan dat leiden tot stoppen met nadenken over waaróm je het gebruikt.” Stoppen met nadenken wil je uiteraard niet, dus schreven de hoofdredactie en de Ombudsman van de krant meermaals over de positiebepaling. Maar, schreef de hoofdredactie bijna een jaar geleden over het al dan niet kiezen voor gebruik van het woord genocide: belangrijker dan het etiket opplakken is dat wat in Gaza gebeurt, “moet stoppen”. Inmiddels gebruikt de krant de term ook zelf.
Genocide is onderwerp van wetenschappelijke studie. Bijvoorbeeld door hoogleraar Holocaust- en Genocidestudies aan de Universiteit van Amsterdam en het NIOD Uğur Ümit Üngör. Hij legt keer op keer uit dat je context nodig hebt om de term te gebruiken. In de serie over oorlog van wetenschapspodcast Focus vertelt hij hoe complex het ligt: “Genocide is niet een lichtknopje dat of aan of helemaal uit is. Twee standen. Nee, het is meer een dimmer waarbij heel langzaam het geweld wordt opgeschroefd. Waarbij er escalatie is. En waarbij je niet echt kunt zeggen: oké, op dit moment is het licht, op dit moment is het genocide.” Hij sprak er uitvoerig over in de recente aflevering van Zomergasten waarin hij te gast was.
Verder is genocide inderdaad ook een juridisch concept, waarvan de grenzen aan het gebruik in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog werden gemunt. Daarop baseren veel nationale en internationale media zich als ze nu uitleggen waarom de term wel of niet wordt ingezet bij berichtgeving over de Palestijnen in Gaza.
Korte geschiedenis
Want wie bepaalt wat wanneer wel of niet genocide genoemd wordt? Het woord op zich werd in 1944 geïntroduceerd door de Joods-Poolse jurist Raphael Lemkin. Hij omschreef er de moord mee op miljoenen Joden in Europa, inmiddels de Holocaust genoemd. Lemkin definieerde het als "een gecoördineerd plan van verschillende acties gericht op de vernietiging van essentiële fundamenten van het leven van nationale groepen, met als doel deze groepen te vernietigen".
Na de Tweede Wereldoorlog werd het in een juridisch kader verwerkt in het Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van genocide uit 1948. Daarin werd het beschreven als “handelingen gepleegd met de bedoeling om een nationale, etnische, godsdienstige groep, dan wel een groep behorende tot een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk als zodanig te vernietigen.” Redelijk breed geformuleerd. Maar bij concrete gevallen breken wetenschappers en juristen zich sindsdien het geleerde hoofd over wanneer en hoe je juist die intentie voldoende kunt aantonen. En wie die geleerde hoofden mogen zijn, daarover is men ook nog eens veel minder eensgezind dan vaak wordt verondersteld.
‘Niet geldig’?
Zo stellen mensen die bij ons klagen over gebruik van het woord voor de acties van Israël in Gaza dat het International Court of Justice (ICJ) in Den Haag dat oordeel moet vellen, iets anders zou ‘niet geldig’ zijn. Ook veel media, nationaal en internationaal, wachten op een ICJ-oordeel voordat ze zélf de term willen gebruiken. Maar waarom wordt het ICJ als scheidsrechter genomen? Moet dat omdat het anders ‘niet geldig’ zou zijn?
Het ICJ werd opgericht in 1945, maar heeft nooit een uitspraak gedaan over dat wat gezien wordt als het startpunt in de studie van genocide: de vernietiging van de Joden door de Duitsers. Die werd tijdens het Neurenbergtribunaal door de internationale gemeenschap als genocide geboekstaafd. Wie rigide zou vasthouden aan toekenning van het label door het ICJ, zou de Holocaust geen genocide kunnen noemen.
Als je meeneemt dat alleen het ICJ de instantie is die een staat kan aanklagen – en daarmee voor genocide verantwoordelijk kan stellen – zijn er ook voorbeelden waar het oordeel over een staat niet van het ICJ kwam maar we toch breed geaccepteerd van genocide spreken. Bijvoorbeeld bij de aanvallen van het Iraakse leger op de Koerden in 1988. Voor Rwanda (1994) werd een internationaal tribunaal ingesteld dat het oordeel velde, voor de ‘killing fields’ in Cambodja (1975-1979) was het een nationaal tribunaal. Over Armenië (tussen 1915 en 1923) spraken met name individuele landen zich uit, net als over de Holodomor (hongersnood in Oekraïne, 1932-1933). De aanvallen op de Jezidi (Irak en Syrië, 2014) kregen het stempel van het Europees Parlement, de massamoord op Herero en Nama in Namibië (1904-1908) door een VN-rapport. De zaak tegen Myanmar over genocide op de Rohingya (2017) loopt dan weer wel bij het ICJ. En ondanks dat die nog verre van afgerond is, wordt ook al breed van genocide gesproken.
Het VN-genocideverdrag wilde een universele invulling van de term mogelijk maken, die tot eenduidigheid in de vaststelling zou kunnen leiden. Maar alleen dit korte overzicht al laat zien dat de toekenning afkomstig van vele instanties en politiek geladen kan zijn. Hoe terecht is het dan om te claimen dat alleen een oordeel van het ICJ kan gelden bij de vaststelling van genocide, ook als het om een staat als uitvoerder gaat? Uitsluitend de genocide in Srebrenica werd beslecht door het ICJ, en dat twaalf jaar na dato. In journalistieke termen erg laat.
Veranderende inzichten
Je wilt een label niet lichtzinnig plakken, dan verliest het zeggingskracht. Maar je wilt het ook niet taboe verklaren, dan gebeurt hetzelfde. Journalistieke redacties mogen en moeten zelf blijven nadenken en besluiten over het gebruik van de term. De Ombudsman zal dan altijd toevoegen: en wees daar zo transparant mogelijk over.
Het inzicht over hoe gerechtvaardigd het gebruik inzake Israël-Gaza zou zijn, is in de loop van de afgelopen twee jaar bij een aantal redacties veranderd. De Ombudsman zocht in de afgelopen maand bij diverse publieke omroepen die nieuwsprogramma’s maken naar die signalen, zowel bij omroepenverenigingen met leden als bij taakomroep NOS. Het type omroep kan namelijk verschil maken. De NOS heeft als taak “een brede nieuwsvoorziening die betrouwbaar is en onafhankelijk” te zijn. Een ledenomroep wordt door de Mediawet geacht een maatschappelijke stroming te vertegenwoordigen en kan daarbij dus uitgesproken opvattingen uitdragen, zoals bijvoorbeeld De NieuwsBV (BNNVARA) doet. In dit geval overheerst bij de bevraagde redacties de bedachtzaamheid in de journalistieke afweging.
VPRO-programma Bureau Buitenland laat ons weten “heel duidelijk een kentering” te zien na de eerste twee grote landelijke rode-lijn-demonstraties. Ook in een programma als Vandaag Inside (SBS6) wordt “nu onomwonden van ‘genocide’” gesproken, constateert de eindredactie. “Wij waren als redactie eerder al naar termen als ‘genocidaal geweld’ gegaan, ‘volledige verwoesting’ en/of ‘uithongering’. Daarover krijgen we bijna geen vragen of boze reacties.”
De omroep schrijft de programma’s niet voor welke woorden te gebruiken, voegt de eindredactie toe. Maar “bijna iedereen hier op de vloer vindt de feiten op de grond nu dermate ernstig dat het gerechtvaardigd is om onomwonden van genocide te spreken. Ook al is dat formeel juridisch nog niet vastgesteld. Het is voor ons inmiddels zelfs de vraag hoe journalistiek het is om die term te vermijden.”
Er wordt daarbij overigens rekening gehouden met collega’s die eventueel moeite hebben met de term, want je kunt “zonder elke keer de term genocide te gebruiken ook heel goed verwoorden dat er een genocide plaats vindt. Wat alleen dus niet meer kan is een omschrijving als ‘de crisis in Gaza’ of ‘het conflict in Gaza’.” Het programma gebruikt het woord op de radio dus inmiddels zelf voor Gaza, maar ook onder meer voor Rwanda, Armenië, Bosnië en Soedan.
EenVandaag (AVROTROS) beschrijft dat ook op die redactie sinds het eind van de zomer een verandering heeft plaatsgevonden, door wat er plaatsvond en wat experts daarover zeiden. Het was al zo dat “gasten of deskundigen in de uitzendingen het uiteraard wel zo [kunnen] noemen, maar dan is het voor hun rekening, en wij vragen dan wel nadrukkelijk naar waarom deze persoon het genocide noemt,” schrijft de hoofdredactie ons. Maar nu kan de redactie het ook voor eigen rekening nemen, zij het wel na overleg met de hoofdredactie. Een niet-representatieve steekproef leert de Ombudsman dat de redactie het bij Gaza nog niet veel zelf inzet, wel bijvoorbeeld als het gaat over Rwanda, Armenië of Bosnië.
“Wat reacties over de term genocide betreft: daar krijgen wij noch via de mail, noch via de chat veel vragen over. We krijgen nog steeds wel vragen en opmerkingen over genocide, maar die gaan dan meer over of er wel of geen sprake van is, niet over hoe wij als journalisten met de term omgaan. We verwijzen dan meestal naar de explainer die we daarover hebben gemaakt,” zegt de hoofdredactie. En benoemt vervolgens een aspect dat journalisten altijd (en terecht) buitengewoon lastig vinden: “Probleem blijft dat wij zelf een en ander niet kunnen controleren, althans in Gaza niet. Daar komen wij niet in.” Lees hier meer over wat dat in de praktijk betekent voor nieuwsgaring en bronvermelding.
De taakomroep met de brede missie
De NOS gebruikt de term de eerste anderhalf jaar niet en legt op diverse platforms uit waarom niet. Maar in het late voorjaar wordt een verandering zichtbaar in antwoorden op kijkersmails. De redactie schrijft: “Om goede redenen hebben we tot enige tijd terug geen gebruik gemaakt van de veel bediscussieerde termen als genocide óf genocidaal geweld. ‘Genocide’ is een beladen en primair juridische term die je niet zomaar kunt inzetten.” Maar er wordt inmiddels wel gebruik gemaakt van ‘genocidaal geweld’. De Ombudsman hoort de term bij de NOS voor het eerst in een kruisgesprek met de correspondent in Israël op 3 juni.
Op 7 juli schrijft de hoofdredactie in een artikel op de pagina ‘Journalistieke verantwoording’: “De NOS plaatst de dagelijkse werkelijkheid in de juiste context. Inmiddels is journalistiek vast te stellen dat die context er onder meer een is van een genocidaal proces.” En op 25 augustus zegt de presentator van het NOS Journaal van 20 uur na beelden van een aanval op een ziekenhuis in Khan Younis waarbij onder meer vijf journalisten omkomen: “Israël komt steeds meer tegenover de rest van de wereld te staan. Het lijkt zich niets aan te trekken van de groeiende kritiek over de genocide in Gaza.” Direct schrijft een kijker ons: “Aan de beschuldiging ‘Genocide’ gaat een complex en langdurige juridisch proces vooraf. En niet vanaf de NOS vloer. Ik maak hier een protest over in de meest urgente vorm.”
Dat complexe juridische proces ontkent de NOS niet. Maar dat er meer speelt en het niet zo eenduidig is wie dat ‘juridisch’ oordeel dan wel mag vellen, dat hebben we hierboven al beschreven. Interessanter is om te zien hoe de redactie uitlegt nu wel voor het gebruik van ‘genocide’ te kiezen.
De adjunct-hoofdredacteur zegt in een uitzending van Eva wat de kern van de verandering is: “We proberen de beelden te vinden, de woorden te zoeken om zo precies mogelijk te beschrijven wat er gebeurt in het gebied. Wat er gebeurt in Gaza. En we zijn op een punt gekomen (…) dat het woord of de term genocidaal geweld en soms het woord genocide nodig is om de werkelijkheid zo precies mogelijk te beschrijven.” Dat leidt uiteraard tot reacties, zegt ze. “Soms worden we door de buitenwereld, lijkt het wel een beetje, gedwongen om via dit specifieke woord stelling te nemen of aan een bepaalde kant te staan. Daar laten we ons niet insleuren. Inmiddels gebruiken we die termen omdat het in sommige verhalen nodig is.”
Twee weken later zegt de hoofdredacteur in een interview met Trouw: “Het standpunt dat het woord ‘genocide’ alleen door een rechter gebruikt mag worden, hebben we verlaten. Tegelijkertijd vind ik dat in het maatschappelijke debat de discussie over het wel of niet gebruiken van dat woord vaak wordt ingezet als een soort weerspiegeling van een bepaalde opvatting, een manier om te laten zien waar je staat. Die betekenis wordt er vaak in gelegd, maar zo gebruiken wij dat woord nadrukkelijk niet.”
Internationale stemmen
Ondanks de uitleg blijft de NOS de wind van beide kanten krijgen: te snel met het gebruik of juist veel en veel te laat, menen diverse groepen in de samenleving. Het publiek mag beide vinden. De Ombudsman kan wel constateren dat de Nederlandse taakomroep inmiddels in vergelijking met internationale publieke omroepen die dezelfde rol hebben uitgesproken genoemd kan worden.
We vroegen collega’s bij diverse internationale publieke omroepen hoe de term daar gebruikt wordt. De consensus blijkt groot. Van het Amerikaanse continent tot in Europa en ‘down under’ geven ombudsen aan dat de term wordt toegeschreven aan een bron. Toeschrijven en niet zelf labelen, is de praktijk, bijvoorbeeld bij de VRT.
“Een bron kan de term gebruiken, wij doen het niet zelf. En we zullen er altijd bij zeggen dat het een juridische term is,” schreef een andere collega kort en krachtig. De Deense ombuds schreef in een column dat zijn omroep citeert tot er een oordeel van het IJC is. Maar “dit verhindert niet dat Danske Radio over genocide kan rapporteren. En dat bovendien al meerdere keren gedaan heeft.” Sommige Duitse media gebruiken dan het concept ‘misdaden tegen de menselijkheid’.
Meer dan één woord
Natuurlijk waren er media die (soms veel) eerder het woord genocide voor eigen rekening gingen gebruiken. De media die dat (nog) niet deden werd dan een “verkapt wegkijken” verweten. Maar dat kan je ons inziens niet zomaar vereenvoudigen. Iedereen mag voor zichzelf bepalen hoe ernaar te kijken, maar vertel als journalistieke organisatie altijd wat je doet, liefst ín je verhalen zelf. En als je je aanpak verandert, leg dat dan ook uit aan je publiek.
Het verwijt dat ‘late bekeerlingen’ tot de term genocide medeplichtig zouden zijn aan de massamoord, gaat ver. Net zoals het verwijt dat bepaalde media nu door hun ‘bekering’ medeschuldig zouden zijn aan antisemitisme. Je kunt niet aantonen dat het bloedvergieten eerder gestopt zou zijn als media het woord eerder waren gaan gebruiken. Uit het genocideverdrag vloeit wel voort dat het vaststellen ervan tot de verantwoordelijkheid leidt om er iets tegen te doen. Die ultieme verantwoordelijkheid ligt niet alleen bij de politiek. De media hadden kunnen bijdragen aan het opvoeren van de druk op die politiek, want woorden en beelden doen er toe. Of je dat als je rol ziet, zal van medium tot medium verschillen.
Bij het tot stand komen van een breed gedragen maatschappelijk oordeel over genocide is niet alleen een uitspraak door het ICJ geldig, zoals kijkers bij ons claimen. De rechtspraak heeft wel een (zij het niet álles) bepalende rol. De NOS schreef in juli: “Ooit zal er een vonnis komen; het definitief vaststellen van genocide is het werk van rechters. Het is bovendien niet zo dat we sowieso niet al scherp verslag deden en doen van het leed en geweld in al hun omvang. Anders gezegd: onze journalistieke vastlegging van de werkelijkheid in Gaza hangt niet af van dat ene woord. Nog steeds niet.”
Gelukkig niet, zou je willen zeggen. Als een nieuwsredactie bij het zo precies mogelijk beschrijven van de werkelijkheid maar één woord tot haar beschikking zou hebben, zou het wel héél armoedig worden.