Route van een klacht
De route van een klacht hebben we grafisch weergegeven. De toelichting vindt u eronder.
Toelichting
Een oordeel over de inhoud van een journalistieke productie van de publieke omroepen wanneer deze de Code Journalistiek Handelen schendt, kan alleen komen van de ombudsman. Het is aan een omroep zelf of deze met een uitspraak van de ombudsman iets doet: ter kennisgeving aannemen, een stevig gesprek met een maker voeren, een correctie of rectificatie toepassen.
Andere instellingen en organisaties zijn verantwoordelijk voor het opleggen van sancties, als dat nodig wordt geacht. Hieronder zijn de verantwoordelijkheden bij het handhaven van sancties samengevat. De NPO kan volgens de Mediawet een bestuursrechtelijke maatregel opleggen als een omroep zogenoemde bindende besluiten die binnen het bestel zijn afgesproken niet naleeft. Zie hiervoor het reglement handhaving bindende besluiten (er is geen overzicht opgenomen van wat allemaal bindende besluiten zijn). Ook kan de NPO een bestuursrechtelijke maatregel opleggen als een omroep naar het oordeel van de Raad van Bestuur van de NPO “onvoldoende uitvoering geeft aan de bereidheid tot samenwerking”. De NPO kan tot maximaal 15% van het voor een omroepinstelling vastgestelde geldbedrag inhouden. Zo’n maatregel kan direct ingaan, maar de andere partij kan schorsing aanvragen. Ook kan die andere partij bezwaar, beroep en hoger beroep aantekenen, waardoor de procedure langer duurt.
De Mediawet beschrijft ook de sanctiebevoegdheden van de externe toezichthouder, het Commissariaat voor de Media. Voor enkele taken (toezicht en handhaving redactiestatuut en toezicht en handhaving Gedragscode Integriteit) wordt aan concrete en volledige invulling gewerkt (de taken zijn sinds zomer 2021 aan het Commissariaat toegekend).
Vanuit de waardegemeenschap die het publieke bestel volgens de Mediawet moet zijn is in dit verband wel nog een specifiek interessant terrein gekoppeld aan deze toezichthouder: toezien op de zogenoemde ‘zorgplicht’ van publieke mediaorganisaties om te zorgen dat hun uitzendingen niet aanzetten tot geweld of haat richting een groep personen of een lid van een groep, of niet uitlokt tot het plegen van een terroristisch misdrijf (zie Mediawet artikel 2.88 lid 5). Hoe dit precies gedaan wordt of wat de sancties erop zijn is niet concreet.
Dan is er de minister van OCW (in het huidige kabinet is de portefeuille Media toebedeeld aan de staatssecretaris, toch gebruiken we de term ‘minister’). Deze besluit over erkenning van mogelijk nieuwe toetredende omroepen tot het bestel. In het uiterste geval kan de minister onder in de Mediawet genoemde voorwaarden de erkenning van een (aspirant)omroep ook weer intrekken. Die mogelijkheid is nog nooit gebruikt. Om toe- en uittredingscriteria tegen het licht te houden, is een onderzoekscommissie ingesteld.
Tot slot maar boven alles is er de rechter, die op grond van het strafrecht en het civiele recht een rol kan hebben. Iemand kan aangifte doen van het oproepen tot strafbare feiten, zoals haat zaaien of groepsbelediging. Het Openbaar Ministerie kan dan onderzoeken of de verspreider moet worden vervolgd, een rechter kan dan een straf opleggen. En je kunt naar de civiele rechter stappen als in een journalistiek product een persoon (of onderneming/ organisatie) beschadigd wordt, bijvoorbeeld door onjuiste of misleidende informatie.
Uiteindelijk kan alleen een rechter rectificatie van een publicatie afdwingen of opdragen een productie te verwijderen als hem/haar daarom in een zaak gevraagd wordt.