Een activistische journalist of een journalistieke activist?
Wanneer ga je als journalist bewust een grens over? Hoe ver mag je gaan om een verhaal waar je aan werkt boven tafel te krijgen? En hoe bepaal je of het naar boven halen van de feiten belangrijker is dan de regels die je daarvoor moet overtreden? Het zijn keuzes die niet altijd makkelijk zijn in te delen in goed of fout. In de Verenigde Staten ging een journalist heel ver om haar verhaal te krijgen. Maar kleurde ze daarbij niet té ver buiten de lijntjes? En was ze daarmee misschien geen journalist meer? De Ombudsman maakt een uitstapje over de grens.
Een geheime opname
Op 3 juni vierde de Historical Society van de Supreme Court haar vijftigjarig bestaan. Leden van de society konden aanschuiven voor een borrel en een diner met de leden van het Amerikaanse Hooggerechtshof. Goedkoop was dat niet. Voor 500 dollar kon je een vorkje meeprikken. Eén van de mensen die dat deed was Lauren Windsor, die in het verleden onder andere actief was voor de nieuwssite Huffington Post.
Zij kwam er echter niet alleen voor het vieren van een feestje. Met een verborgen microfoon ging zij op pad om te spreken met de verschillende conservatieve rechters van het Hooggerechtshof. In de gesprekken deed ze zich voor als een geestverwant. Als een aanhanger van hetzelfde gedachtengoed als bijvoorbeeld de zeer conservatieve rechter Samuel Alito.
Alito stond op dat moment al een tijdje in de publieke belangstelling vanwege onder andere het op de kop hangen van de Amerikaanse vlag bij één van zijn huizen. Volgens critici was dit een steunbetuiging aan de ‘stop the steal’-beweging die gelooft dat Donald Trump in 2020 de presidentsverkiezingen heeft gewonnen. En ook in de jaren ervoor was er al veel te doen geweest over Alito’s gedrag en opvattingen en of die wel pasten bij zijn taak als rechter bij het Hooggerechtshof.
Om erachter te komen hoe de rechter echt keek naar hoe het er momenteel aan toe gaat in het sterk verdeelde Amerika, ging Windsor met Alito in gesprek. Ze deed zich voor als overtuigd katholiek die zich zorgen maakt over de polarisatie in het land. Ook stelde ze dat er niet te praten valt met ‘links’. In de gepubliceerde gesprekken is te horen hoe Alito daarop reageerde door te zeggen: “One side or the other is going to win”.
Er is volgens de rechter geen mogelijkheid tot een compromis en gelovige mensen moeten de discussie winnen. Zijn uitspraken leidden tot flink wat nieuwe ophef. Een rechter van het Hooggerechtshof zou zich niet moeten laten verleiden tot dit soort politieke uitspraken, schreven diverse kranten en websites. En ook op televisie was er veel aandacht voor de uitspraken van Alito.
Activist of Journalist?
In de meeste berichten was er ook veel aandacht voor de manier waarop de uitspraken van Alito boven water waren gekomen. De New York Times schreef een lang artikel over de kwestie, maar minstens de helft van de alinea’s ging niet over Alito maar over de manier waarop de uitspraken aan het licht waren gebracht.
In een podcast van de Wall Street Journal noemde een columnist van de krant de onthullingen over Alito “a big fat nothing burger”. De methodes van Windsor zouden volgens een andere columnist in diezelfde krant duidelijk het doel hebben gehad om Alito te beschadigen. In het artikel getiteld The Dishonorable Attack on the Alitos schrijft ze dat het de methodes zijn van een activist en niet van een journalist.
Het roept de vraag op waar de grens tussen beide ligt. En kun je als journalist die grens zó ver overgaan dat je geen journalist meer bent? Om daar antwoord op te geven, moeten we twee dingen bepalen. Ten eerste of je kunt vaststellen wie wel en wie niet een journalist is. En ten tweede binnen welke grenzen een journalist dan moet blijven. Beide zaken liggen niet zo zwart-wit als je misschien zou denken.
Journalist of geen journalist
De discussie over wie wel en wie niet een journalist is wordt niet alleen in Amerika gevoerd maar ook in Nederland. Bijvoorbeeld naar aanleiding van de uitspraak in een rechtszaak tegen eigenaar Yvonne Coldeweijer van juicekanaal Life of Yvonne. De rechter gebruikte een brede definitie. “Volgens het Europese Hof van Justitie gaat het om journalistieke activiteiten, als die bekendmaking van informatie, meningen of ideeën aan het publiek tot doel hebben.” Daarom was de juice-vlogger een journalist, tot schrik van sommige andere journalisten.
En toen omroep PowNed onlangs onder vuur lag naar aanleiding van een video over de fans van Taylor Swift kwam ook hierover de vraag op of dit nog journalistiek was. Het item werd gemaakt onder de vlag van de journalistieke titel PowNews. Maar vele commentatoren en ook de omroep zelf kwamen uiteindelijk tot de conclusie dat het “niets met journalistiek te maken” had. Maar waarom dan niet? Was het misschien ‘slechte journalistiek’ maar dan nog steeds wel journalistiek?
Het probleem is dat niet duidelijk is vastgelegd wanneer iemand een journalist is en wanneer niet. Het is geen beschermd beroep zoals bijvoorbeeld advocaat of arts dat is. Iedereen mag zichzelf journalist noemen. Dat zorgt bij het publiek dus voor de nodige onduidelijkheid.
Je zou kunnen afwegen om er voor de duidelijkheid wél een beschermd beroep van te maken. Maar dat stuit op bezwaren, zeker binnen de beroepsgroep zelf. Wie zou dan moeten bepalen wie zich wel journalist mag noemen en wie niet? Er is in Nederland niet direct een voor de hand liggende instantie die dat met gezag zou kunnen doen. Ook wat dan precies de criteria zouden zijn waaraan voldaan moet worden om te kwalificeren, is iets dat voor veel discussie zou zorgen.
De grenzen van journalistiek handelen
Vastleggen wie wel en wie niet een journalist is, is misschien niet makkelijk of zelfs gewenst. Maar de vrijheden die de journalist heeft bij het werken zijn daarmee niet onbegrensd. Wie zich journalist noemt, heeft zich aan bepaalde regels te houden. De beroepsgroep heeft dat zelf zo in het verleden besloten, en dat concreet gemaakt in ethische spelregels die onderscheid maken tussen wel en niet journalistiek handelen.
Je ziet dat bijvoorbeeld rechters kijken naar die afspraken als ze moeten bepalen of publicaties al dan niet onrechtmatig tot stand zijn gekomen. En of de makers terecht een beroep doen op de vrijheden die aan de journalistiek worden toegekend. Kijk naar de uitspraak van de rechter over de juice-vlogger: als je een bepaald doel hebt dat we ‘journalistiek’ noemen (“bekendmaking van informatie, meningen of ideeën aan het publiek”), dan heb je je ook aan bepaalde afspraken te houden.
De Code Journalistiek Handelen van de gezamenlijke publieke omroepen is een voorbeeld van zo’n set ethische spelregels. Er zijn er in Nederland meer, naast landelijke hebben sommige programma’s of kranten ook nog eens een eigen code.
Ook internationaal is er een aantal ethische codes. De bekendste daarvan is waarschijnlijk de Code van Bordeaux. In de corona-tijd werd er regelmatig op deze code gewezen om de journalistiek een spiegel voor te houden. Inmiddels heet deze code officieel de Global Charter of Ethics for Journalists. In de Verenigde Staten is één van de bekendste codes de Ethical Code van de Society of Professional Journalists (SPJ).
Fundamenteel verschillen al die codes niet echt van elkaar. Er staat vooral in beschreven hoe redacties en redacteuren zich moeten gedragen om van (correct) journalistiek werken te kunnen spreken. Wie ze naast elkaar legt, zal zien dat er ook internationaal veel overeenkomsten zijn. Zo is in vrijwel alle codes opgenomen dat journalisten met ‘open vizier’ moeten werken. Iets wat bij de aanpak van Windsor een cruciaal punt is.
Windsor volgens de code
“Omroepmedewerkers treden op met open vizier. Ze maken hun identiteit bekend aan potentiële gesprekspartners en zijn tegenover hen duidelijk over hun bedoelingen en de aard van de publicatie. Zo is de gesprekspartner voldoende geïnformeerd om te beslissen of hij/zij mee wil werken aan de publicatie.” Zo staat het in de Code Journalistiek Handelen van de publieke omroepen.
Wie kijkt naar wat Windsor in Amerika deed, kan dan moeilijk zeggen dat ze zich aan de regels zou hebben gehouden. Helemaal niet als je ook de tweede ‘open vizier’-bepaling leest: “Omroepmedewerkers lokken geen incidenten uit met de bedoeling nieuws te creëren.”
Windsor maakte hier op geen enkele manier duidelijk dat ze journalist was toen ze het gesprek aanging met Alito. Door zich voor te doen als iemand die zelf vrij conservatieve ideeën had, zou je zelfs kunnen beargumenteren dat ze de uitspraken van de rechter van het Hooggerechtshof uitlokte. En dat hij die dingen nooit gezegd zou hebben als zij open over haar status was geweest. Daarmee zou Windsor in Nederland deze regels dus overtreden hebben. Er zit echter een addertje onder het gras. In de code staat in een voetnoot bij de ‘open vizier’-regel het volgende: “Van deze norm kan worden afgeweken wanneer er sprake is van een misstand én wanneer dit noodzakelijk is om de desbetreffende kwestie aan de orde te stellen.”
Een dergelijke voetnoot staat ook in de Amerikaanse ethische code van de SPJ: “Avoid undercover or other surreptitious methods of gathering information unless traditional, open methods will not yield information vital to the public.” Oftewel: undercover gaan mag als het de enige manier is om iets boven water te krijgen. En dat is precies wat hier volgens Windsor aan de hand was. In het al eerder genoemde artikel in de New York Times zei ze: “We have a court that has refused to submit to any accountability whatsoever — they are shrouded in secrecy. I don’t know how, other than going undercover, I would have been able to get answers to these questions.”
Ze had dus geen duidelijkheid kunnen krijgen van het Hooggerechtshof als ze niet op deze manier te werk was gegaan, zegt ze. En dat zou inhouden dat ze alsnog binnen de ethisch-journalistieke regels heeft gewerkt.
Doel en middelen
Windsor staat met die aanpak in een lange traditie. Van Elizabeth Jane Cochran die in 1887 tien dagen lang undercover ging als psychiatrisch patiënt tot Jeroen van Bergeijk die onder andere aan de slag ging in het distributiecentrum van bol.com of advertentiemoderator werd bij Google.
Bij dit type verhalen wordt er tijdens het maken geen openheid gegeven aan degenen waarmee gesproken wordt. Zonder dat liegen kunnen de verhalen niet gemaakt worden. Ook Windsor loog over wie ze was en wat haar opvattingen waren. In de podcast van de Ombudsman over undercoverjournalistiek zei Van Bergeijk hierover: “Ik merkte dat ik er ook beter in werd en dat vond ik een hele nare ontwikkeling omdat ik niet een leugenaar wil zijn. Ik wil iemand zijn die de waarheid spreekt. En dat doe ik ook, maar dan in mijn stukken.”
Belangrijk volgens de makers én de codes is dus dat het doel de middelen heiligt. Er wordt gewerkt op een manier die ethisch eigenlijk niet door de beugel kan, maar die noodzakelijk is om tot een goede uitkomst te komen.
Deze ‘doel heiligt de middelen’-redenering kan je ook tegenkomen in de ethiek. Die past dan binnen de stroming van het utilitarisme of consequentialisme welke zegt dat je niet de handeling moet beoordelen als goed of fout, maar alleen de uitkomst van die handeling. Is iets met de goede bedoelingen gedaan dan is het per definitie goed. Daartegenover staat wat de deontologie wordt genoemd. Die stroming betoogt dat er absolute gedragsregels zijn, los van uiteindelijk nut of resultaat. Je mag dan alleen kijken naar het handelen zelf en niet naar wat je daar mee bereikt zou kunnen hebben.
Maar in de journalistiek kun je het niet zo zwart-wit stellen. Want soms is iets met de goede intenties gemaakt, maar is de uitkomst toch niet volgens de ethische regels van de journalistiek. Of juist andersom, de uitkomst is goed, maar de weg ernaartoe deugde niet.
Op de website van de American Press Institute wordt het doel van journalistiek omschreven als “burgers voorzien van nauwkeurige en betrouwbare informatie die zij nodig hebben om te functioneren in een vrije samenleving.” De vraag is of Windsor met haar werkwijze dit doel dichterbij bracht. Levert een in het geheim opgenomen gesprek tussen twee mensen nauwkeurige en betrouwbare informatie op? Of is het daarvoor te vluchtig of te omstreden?
Het doel voorbij?
In het artikel The ethics of undercover journalism schrijft het journalistiek vakblad Columbia Journalism Review dat liegen door journalisten om de waarheid boven tafel te krijgen een groot risico met zich meedraagt: "Een te grote afhankelijkheid van undercoveroperaties en list en bedrog kan het vertrouwen van het publiek in de media verzwakken en de bewering van journalisten dat zij de waarheid spreken, ondermijnen.” Volgens de Review kan undercoverwerk dan ook niet op zichzelf staan: “Undercover rapporteren kan een krachtig instrument zijn, maar het is een instrument dat voorzichtig moet worden gebruikt: alleen tegen de belangrijkste doelwitten, en zelfs dan alleen wanneer het gepaard gaat met degelijke traditionele verslaggeving."
Windsor gooide de opnames vrijwel zonder context of andere reportagemiddelen online. Het is een methode die ze al enkele jaren gebruikt en volgens haar absoluut noodzakelijk is. In een profiel in The New York Times in 2021 zei ze over zichzelf: "Buitengewone tijden vragen om buitengewone maatregelen (...) Het aannemen van een valse identiteit, zo betoogde ze, kan een waarheidsgetrouwer verslag opleveren van de opvattingen van een politicus. "Doen alsof je een van hen bent - je gaat andere antwoorden uitlokken dan wanneer je een recorder in iemands gezicht houdt en ze weten dat je een journalist bent." Ze paste de tactiek bijvoorbeeld later ook nog toe bij andere conservatieve kopstukken zoals bijvoorbeeld Roger Stone.
Een groot verschil met het werk van bijvoorbeeld Jeroen van Bergeijk is dat hij na afloop van het undercover gedeelte ook nog aan wederhoor doet. Hij gaat terug naar de plek waar hij in het geheim informatie inwon en vraagt, dit keer met open vizier, een reactie op zijn bevindingen. Daarmee wordt de undercoverinformatie in feite witgewassen.
Windsor deed dit dus niet, maar vond het ook niet nodig, zo blijkt uit de uitleg die ze gaf voor haar werkwijze. Haar doel was om de werkelijke opvattingen van het conservatieve deel van het Hooggerechtshof bloot te leggen. Haar geheime opnamen gaan vrijwel allemaal uit van de aanname dat conservatief Amerika iets achter te houden heeft. Ze ziet het als haar taak om juist dat aan het publiek te laten zien. Daarmee zou je kunnen beargumenteren dat ze eerder activistisch dan journalistiek bezig is.
Volgens het online platform Poynter dat schrijft over journalistiek, gaat Windsor met haar methodes duidelijk een grens over. Hoewel ze zichzelf misschien nog altijd ziet als een journalist, is ze volgens Poynter wel degelijk een activist. “The danger comes when she is portrayed as a journalist, and she’s not a journalist. She styles herself as a documentarian, but she’s really an activist. And in this case, she is misrepresenting who she is. She is tricking her way into the trust of people she’s talking to.”
Poynter en de Columbia Journalism Review – gezaghebbend als het in Amerika over journalistiek gaat – zijn er duidelijk over. Zij zien de manier van werken van Windsor als activisme en een bedreiging voor de journalistiek als geheel.
Léés die code!
De discussie in de Verenigde Staten over de status en de werkwijze van activistische journalisten als Windsor is een discussie die niet nieuw is in de journalistiek. Wel een die waarschijnlijk steeds vaker gevoerd zal worden. De meeste journalisten vinden het doel van de journalistiek nog steeds hetgeen dat zo mooi omschreven is door het American Press Institute: burgers voorzien van nauwkeurige en betrouwbare informatie. En ze vertalen dat in een werkwijze die zich verre houdt van de methode van Windsor. Maar het aantal activistisch ingestelde journalisten neemt wel degelijk toe. En daarmee ook de discussie over wat nog wel journalistiek is en wat niet meer.
Het belang van de ethische regels neemt daardoor alleen maar toe. Die geven je als journalist een kader en je kunt ze gebruiken als je je handelen verantwoordt richting het publiek. Het zou daarom goed zijn als het bewustzijn van wat er precies in die regels staat groter zou worden. Zowel bij het publiek als bij de journalisten zelf. In onze Nederlandse publieke omroep-context zou je zeggen: lees allemaal die Code Journalistiek Handelen, dat mag van ons deze zomer ook op de camping of het strand.
Nu zijn de regels vooral iets waar achteraf over gediscussieerd wordt als er iets fout gegaan is. Maar er zou veel meer aan de voorkant over nagedacht moeten worden door redacties en individuele journalisten. Wat is ons doel? En heiligt dat ook in dit specifieke geval onze middelen?
De Ombudsman heeft er geen algemeen geldend oordeel over. De ethische regels zijn geen wetten. Maar ze geven wel een bepaalde bandbreedte aan die zowel het publiek als de journalistiek beschermt. Zo nu en dan buiten de lijntjes kleuren mag in zo’n systeem, maar je moet het verantwoorden. Het moet geen wetteloos gekras worden. Dat kost je als vak je geloofwaardigheid. En dat levert niet alleen een kras op papier op, maar ook een kras op de ziel van de journalistiek.