De ethische codes als journalistiek wapen

ANP
De journalistiek moet haar ethische codes actiever inzetten. Alleen zo winnen we het vertrouwen van het publiek terug en tonen we onze toegevoegde waarde. Doen we dat niet, dan verliest de journalistiek zijn geloofwaardigheid en de strijd om de aandacht.
In 1947 stond de Amerikaanse pers voor een existentiële crisis. Henry Luce, uitgever van Time magazine, riep de Hutchins Commission in het leven, omdat hij vreesde dat de persvrijheid in gevaar was. Dit kwam door de toenemende concentratie van eigenaarschap, een verslechterde financiële positie en de focus op sensationeel nieuws. De commissie concludeerde dat journalisten hun maatschappelijke verantwoordelijkheid moesten omarmen en transparant moesten zijn over hun werkwijze. Anders zou het publiek het vertrouwen verliezen.
Bijna tachtig jaar later staat de journalistiek opnieuw voor een existentiële uitdaging. Die uitdaging is aan de ene kant heel anders, maar vertoont ook opvallend veel gelijkenissen. Ook nu is er discussie over eigenaarschap van media en staat de journalistiek financieel onder druk. Door toenemende concurrentie van onder andere online platforms en sociale media en de eeuwige strijd om de aandacht ligt er ook nu weer veel focus op het brengen van sensationeel en snel nieuws.
Wat wel anders is, is dat de journalistiek er stevige concurrentie bij heeft gekregen. Zo kan iedereen met een smartphone video's maken die er professioneel uitzien en zo een eigen nieuwskanaal beginnen. Ook een podcast of blog opzetten is zomaar gedaan. En dan hebben we het nog niet eens over de concurrentie van AI, die binnen enkele seconden een heel artikel kan genereren. Het maakt de vraag wat journalistiek nou eigenlijk uniek maakt urgenter dan ooit. Net als in 1947 ligt het antwoord voor het grijpen, maar blijft het te vaak onzichtbaar, voor het publiek en de journalistiek zelf – onze ethische codes.
Het journalistieke DNA
De Hutchins Commission kwam in 1947 met een aantal aanbevelingen om de situatie te verbeteren. Zo pleitte ze voor een journalistiek die waarheidsgetrouw en volledig verslag zou doen. Maar de commissie pleitte niet alleen voor betere verslaggeving, maar ook voor iets wat destijds revolutionair was: zelfreflectie. Ze benadrukte dat de pers zelf mechanismen moest ontwikkelen voor kwaliteitscontrole en kritische evaluatie. De journalistiek moest niet wachten op regulering van buitenaf, maar moest zelf transparanter zijn over de journalistieke werkwijze en ruimte creëren voor zelfreflectie.
Journalisten en kritiek van buiten is niet altijd een gelukkig huwelijk. Wat dat betreft had de commissie het goed gezien dat de journalistiek beter zelf haar ethische regels kon opstellen. Dat zou de kans op acceptatie immers groter maken. De ethische codes die er al waren (bijvoorbeeld die van de Society of Professional Journalists uit 1926) gingen de commissie niet ver genoeg. Zo stond er niet voldoende in over de maatschappelijke verantwoordelijkheid die de journalistiek zou moeten hebben en ook werd er niets gezegd over handhaving of verantwoording van de regels.
Maar juist omdat dit advies kwam van een commissie waarin geen journalisten zaten, had de journalistiek vooral veel kritiek op de commissie. Sommige media namen een deel van de aanbevelingen over, door bijvoorbeeld ombudsmannen aan te stellen, maar toch duurde het nog tot 1954 voordat er een internationaal geaccepteerde set ethische regels werd opgesteld. Deze set regels, de code van Bordeaux, vormt nog altijd de basis voor veel van de gehanteerde journalistieke codes.
De meeste journalisten zijn zich ervan bewust dat deze regels bestaan, maar zullen ze ongetwijfeld niet uit hun hoofd kennen. En dat hoeft ook niet. De meeste afspraken liggen voor de hand en vormen, bewust of onbewust, ons journalistieke handelen. Het gaat dan om zaken als hoor en wederhoor, het scheiden van feiten en meningen, en het zorgvuldig onderbouwen van onze verhalen. Het zit in ons journalistieke DNA. De (betere) codes beschrijven vrij precies hoe journalisten iedere dag hun werk doen.
Actieve Ethiek
Maar dat wat voor ons vanzelfsprekend is, is dat niet altijd voor het publiek. Voor het publiek is het verschil tussen een journalist en iemand zoals ’s werelds bekendste podcaster Joe Rogan niet zo duidelijk. Het publiek ziet iemand met een microfoon die vragen stelt en denkt dat deze persoon daarmee vast aan journalistiek doet. Of dat wat de journalist doet, hetzelfde is als elk andere persoon met een microfoon. En dus zal de journalistiek zelf duidelijk moeten maken wat ons anders maakt. Ethische codes zijn namelijk niet alleen regeltjes om na te leven – ze zijn ons geheime wapen in de strijd om relevantie en vertrouwen. Door ze actief zichtbaar te maken, kunnen we aantonen wat professionele journalistiek onderscheidt van andere ‘content’-makers.
De voornaamste manier waarop de journalistiek op dit moment de ethische regels zichtbaar inzet is als er iets fout is gegaan. Als iemand uit het publiek komt klagen bij de Ombudsman voor de publieke omroepen bijvoorbeeld. Of als de Raad voor de Journalistiek aan de slag moet omdat mensen het niet eens zijn met een verhaal dat over hen gemaakt is. Dan verwijzen we naar de afspraken in de codes en leggen uit of de journalist zich daaraan heeft gehouden. En hoe nuttig deze transparantie achteraf ook is, het zou voor het grote publiek veel beter zijn als de journalistiek die transparantie al vanaf het begin integreert in haar verhalen.
De makkelijkste manier om dat te doen is om je bronnen zo veel mogelijk te delen, zodat iemand die dat wil (bijvoorbeeld een andere journalist) het onderzoek na zou kunnen lopen. Een soort peer-review dus, zoals je dat ook in de wetenschap kent. Maar leg ook uit waar in je verhaal je tegen dilemma’s oploopt, zoals een worsteling tussen privacy en nieuwswaarde, of tussen snelheid en zorgvuldigheid. We moeten bijvoorbeeld niet bang zijn om te zeggen dat we bepaalde dingen nog niet weten als we toch de keuze hebben gemaakt om zo snel mogelijk te publiceren.
Deze veel transparantere manier van werken wordt door een aantal redacties al in de praktijk toegepast. Zo staat De Correspondent bekend om zijn radicale transparantie en schrijven onderzoeksredacties zoals bijvoorbeeld Pointer, Investico en BOOS vaak uitgebreide verantwoordingsstukken of podcasts over hun artikelen of programma’s. En veel journalistieke podcasts zijn op zo’n manier opgebouwd dat het publiek meegaat in de zoektocht van de journalist.
Dit zijn maar enkele voorbeelden van wat mogelijk is. Ze vallen op omdat veel redacties nog niet zo ver zijn of nog niet de juiste vorm hebben kunnen vinden. Het vraagt moed om zo transparant te zijn. We leggen namelijk niet alleen onze werkwijze bloot, maar ook onze fouten. Dat maakt ons kwetsbaar, maar het niet doen is geen optie meer. De tijd dat de krant of het tv-programma puur op basis van reputatie werd vertrouwd, is voorbij. We zullen er harder voor moeten werken en onze verhalen anders moeten schrijven. Met de ethische codes als tastbaar bewijs van onze professionaliteit en betrouwbaarheid.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op Villamedia.