Dossier Objectiviteit. 3: De regels en de wet, wat moet en wat mag?
“Die NPO-journalisten werken van mijn belastingcenten, ze moeten eens objectief verslag doen, anders schaffen we de publieke omroepen maar af!” Team Ombudsman krijgt regelmatig klachten over subjectiviteit van journalisten. Maar wie mag wat in het complexe Nederlandse publieke omroepbestel?
Even voor de helderheid: NPO-journalisten bestaan niet, journalisten die voor een publieke omroep werken wel. De stichting Nederlandse Publieke Omroep is de bestuursorganisatie van het Nederlandse publieke omroepbestel. De NPO stelt het programmeerbeleid, de besteding van het geld en de doelen van de hele publieke omroep af op de Mediawet. Hierover legt de NPO verantwoording af aan het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, op dit moment onder leiding van minister Arie Slob.
De NPO coördineert ook alle programmering en zorgt voor de distributie en uitzending ervan. Ten slotte heeft de NPO nog enkele ondersteunende taken, zoals ondertiteling voor doven en slechthorenden, juridische zaken, publieksonderzoek en marketing. De publieke omroepen zorgen voor de inhoud van programma’s, de NPO maakt die niet.
Omroepen en hun taken
We gaan geen ‘korte cursus Mediawet’ geven, maar de manier waarop het Nederlandse omroepbestel is vormgegeven speelt een dermate grote rol in de speelruimte die journalisten in hun verhalen en items hebben, dat we er wel even in moeten duiken. Ook omdat uit de klachten bij de ombudsman blijkt dat het bij het publiek leidt tot misverstanden over wat kan, mag en moet.
In ons onderzoek richten we ons op de journalistiek van de landelijke publieke omroepen, want daar is de ombudsman voor aangesteld (lokale en regionale omroepen hebben geen journalistiek ombudsman, misschien iets voor de toekomst?). Gezamenlijk moeten ze een zo breed en divers mogelijk Nederlands publiek voorzien van ‘media-aanbod’: informatie, cultuur, educatie en amusement. Bij het bepalen wie wat doet, maakt de wet onderscheid tussen zogenoemde taakomroepen (NOS en NTR) en andere omroepen.
De NOS heeft als taak nieuws, sport en evenementen te brengen voor een breed publiek. Voor de goede orde: over de inhoud van de producties van de NOS zegt de Mediawet niks, dit om de journalistieke onafhankelijkheid te waarborgen. Dat alle publieke omroepen – en dus ook de NOS – onafhankelijk zijn van commerciële en overheidsinvloeden is wel vastgelegd in de Mediawet.
De NTR, die andere taakomroep, moet programmering brengen op het gebied van de maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke behoeften in Nederland, zoals de wet wat bombastisch zegt. Simpeler: de NTR maakt educatieve, informatieve, diverse, culturele en jeugdprogramma’s voor een breed publiek.
Omroepen en hun stroming
De NOS en de NTR vertegenwoordigen als enige publieke omroepen geen stroming uit de Nederlandse samenleving, de andere omroepen moeten dat wel van de wet. Welke stroming dat is staat in de statuten van de omroep, en ze moeten programma’s aanbieden die daarbij aansluiten. Ze moeten voldoende leden hebben en wanneer dat er meer dan 150.000 zijn, krijgen ze meer geld en zendtijd. Een kleine of zogenoemde ‘aspirant’-omroep als WNL krijgt minder van beide dan een grote of ‘A’-omroep als BNNVARA; daarom kom je het ‘WNL-geluid’ minder vaak tegen dan BNNVRA-overtuigingen.
Het is dus heel belangrijk dat elke omroep zijn eigen, op maatschappelijke overtuiging en stroming gebaseerde bijdrage levert aan wat er landelijk wordt gemaakt en uitgezonden, en alle publieke omroepen bij elkaar moeten dan de hele Nederlandse samenleving vertegenwoordigen. De NPO, als overkoepelende bestuurder, let daarop, en het is vastgelegd in de zogenoemde Prestatieovereenkomst tussen het ministerie en de NPO:
“De NPO ambieert niet om met elk afzonderlijk medium alle publieksgroepen te bereiken, maar wil wel alle publieksgroepen over alle media en kanalen heen bereiken.”
Omroepen mogen dus hun eigen maatschappelijke stroming laten zien in hun programma’s en op alle platforms, want ze hoeven niet elk afzonderlijk of met ieder programma iedereen in Nederland te bereiken. En dat hoeft ook niet in alle programma’s even sterk te zijn. De taakomroepen moeten wel voor alle doelgroepen specifiek vastgelegde programmering (bijvoorbeeld nieuws of educatie) verzorgen, taakomroepen hebben dus geen ‘kleur’.
Het Nederlandse publieke omroepbestel stamt uit de tijd dat maatschappelijke stromingen (zuilen) een grote rol hadden in de samenleving, en het kent daarom nog altijd een grote verscheidenheid die het overzicht af en toe flink in de weg kan zitten. Daarom maakte Team Ombudsman het wat overzichtelijker. Hier vindt u de maatschappelijke stroming per publieke omroep en hoe deze omroepen samen de Nederlandse maatschappij vertegenwoordigen.
Kwaliteit als doel
Uiteraard zijn er wel afspraken gemaakt tussen het ministerie en de NPO over het functioneren van de NPO en de omroepen. Ze staan in het Concessiebeleidsplan en zijn gedetailleerd uitgewerkt in de Prestatieovereenkomst:
"De kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen met betrekking tot het media-aanbod, het publieksbereik en de publieksbetrokkenheid van de landelijke publieke mediadienst worden vastgelegd in een Prestatieovereenkomst tussen de Minister van OCW en NPO.”
Publieksbereik en publieksbetrokkenheid spelen bij ons onderzoek niet zo’n rol, maar om iets over de objectiviteitsnorm van de journalistiek bij de publieke omroepen te kunnen zeggen, zijn de kwalitatieve doelen wel interessant. Allereerst, de Prestatieovereenkomst zegt níet dat de journalisten van de publieke omroepen objectief moeten zijn, maar benadrukt juist de journalistieke onafhankelijkheid van de publieke omroepen:
“Deze Prestatieovereenkomst heeft geen betrekking op de inhoud van het media-aanbod en kan geen afbreuk doen aan de onafhankelijkheid van de landelijke publieke mediadienst en de redactionele en journalistieke onafhankelijkheid bij de totstandkoming van de vorm en de inhoud van het media-aanbod.”
Hoewel er dus geen afspraken zijn gemaakt over de inhoud en het ministerie zich er niet mee mag bemoeien, zegt de Prestatieovereenkomst wel iets over de kwalitatieve doelstellingen van de publieke omroepen en de NPO: “Het Nederlandse publiek herkent en waardeert de kwaliteit en de maatschappelijke relevantie van het aanbod van de NPO,” en dat wordt door de NPO met publieksonderzoek gemeten, ook van journalistieke programma’s. De journalisten die voor publieke omroepen werken moeten kwalitatieve journalistiek leveren, want:
“De NPO staat garant voor een onafhankelijke, pluriforme, betrouwbare nieuws- en opinievoorziening. De NPO neemt de tijd om dieper te graven, het nieuws van context te voorzien en onderwerpen op de maatschappelijke agenda te zetten."
Kwaliteit en de Journalistieke Code
Er zijn dus kwalitatieve doelen waaraan de journalistiek bij de publieke omroepen moet voldoen, en voor de journalisten die voor een publieke omroep werken staan handvatten om die kwaliteit te bereiken in de Journalistieke Code. Hierin staat dat journalisten van de publieke omroepen “onafhankelijk, onpartijdig en onbevooroordeeld” moeten zijn, en ook termen als ‘betrouwbaar, evenwichtig en pluriform’ worden genoemd; de code bevat verder nog richtlijnen over praktische zaken als het schenden van privacy, betaling van bronnen etc.
Objectiviteit als term of vereiste staat niet in de code. Maar de andere gebruikte termen kan je direct herleiden naar de vijf kerntaken van de objectiviteitsnorm zoals wij die hier beschreven hebben. Een journalist die onafhankelijk en betrouwbaar te werk gaat zal niet zijn eigen mening als informatie presenteren, en evenwicht komen we ook in de kerntaken tegen. Wij gebruiken in ons onderzoek die kerntaken, omdat die dicht aansluiten bij waar het publiek over mailt aan de ombudsman én omdat we hierdoor berichtgeving kunnen onderzoeken.
Voor de duidelijkheid, het niet noemen van objectiviteit in de code is niet een teken dat de publieke omroepen objectiviteit niet serieus nemen. Het laat zien dat zij (misschien wel té) voorzichtig omgaan met een lastige term die zo heel verschillend wordt uitgelegd dat-ie door sommigen niet eens meer bruikbaar gevonden wordt. De code gebruikt doelstellingen die dicht tegen de objectiviteitsnorm aanzitten.
Ook de hoeveelheid aan codes, missiestatements van omroepen, beleidsdocumenten en wetten waarmee de redacties te maken hebben, kan verwarrend zijn. Daarom maakte Team Ombudsman een overzicht.
Kwaliteit en werkwijze
Belangrijk is dat een objectiviteitsnorm niet wettelijk af te dwingen is, want ook al denken sommige klagers van wel, de wet zegt er heel bewust niets over. Want journalistieke onafhankelijkheid vinden wij een groot goed in Nederland.
Tegelijkertijd leggen Mediawet, Prestatieovereenkomst, de journalistieke code van de omroepen en eigenlijk alle beschikbare documenten over journalistieke ethiek de nadruk op kwaliteit en een professionele werkwijze. Al sinds de beginjaren van de journalistiek wordt objectiviteit – ook als er een andere term voor gebruikt wordt – gezien als een kwaliteit van een professionele journalist. Door journalisten zelf én door het publiek.
De objectieve werkmethode is ooit bedacht ter bescherming van de journalist, juist omdat een journalist een mens is en dus een mening heeft. Het is niet zo dat deze methode aan of uit staat. Een journalist is niet of wél of níet objectief. Objectiviteit is een norm waar een professionele journalist naar streeft. En of de journalisten van de publieke omroepen dit voldoende en transparant genoeg doen, ook binnen dat gecompliceerde Nederlandse omroepbestel? Daar mag de ombudsman dan weer wat van vinden:
“De Ombudsman van de NPO toetst de berichtgeving van journalistieke programma’s van de publieke omroepen aan deze code (Journalistieke Code NPO). Met deze code krijgt het publiek inzage in de werkwijze, regels en normen van onze redacties.”
Dossier Objectiviteit. 1: Hoe verslaan de publieke omroepen de Amerikaanse politiek?
Dossier Objectiviteit. 2: Wat is objectiviteit eigenlijk?
Dossier Objectiviteit. 4: Waarover klaagt het publiek?
Dossier Objectiviteit. 5: En dan nu de praktijk.
Dossier Objectiviteit. 6: Hoe doen de taakomroepen het?
Podcast episode 6: De olifant in de kamer.