Woordenspel of echt nieuws
Twee redacties doken in duizenden openbaar gemaakte e-mails van de overheid uit het begin van de coronapandemie. En ze haalden er nieuws uit. Maar sommige kijkers en lezers én enkele betrokken organisaties vonden de berichten opgeblazen. Moest de ombudsman niet eens reflecteren of ze wel nieuws waren, vroegen enkele klagers. Want wilden de redacties misschien té graag een scoop scoren?
De coronapandemie was nog jong toen diverse nieuwsredacties bij het Ministerie van Volksgezondheid een zogenoemd WOB-verzoek indienden: volgens de Wet Openbaarheid van Bestuur kan elke burger (en dus ook iedere journalist) bij de overheid inzage vragen in overheidsinformatie, ook interne stukken als rapporten, brieven en e-mails. De overheid mag dat weigeren als ze vindt dat de informatie niet geschikt is voor openbaarheid, maar alleen met goede redenen. Die waren er nu niet volgens de journalisten van onder andere NOS Nieuws en Nieuwsuur: het is belangrijk te weten hoe verantwoordelijke ministeries in lastige omstandigheden tot voor burgers vaak ingrijpende besluiten komen. Bijvoorbeeld om te zien of dat volgens de afspraken gegaan is.
Het ministerie weigerde in eerste instantie de wet uit te voeren, er zou vanwege de crisis geen tijd zijn om op individuele verzoeken om stukken in te gaan. Nieuwsuur stapte naar de rechter en pas toen de hoogste bestuursrechter een dwangsom in het vooruitzicht stelde, ging het ministerie stukken vrijgeven. Eind 2021, ruim anderhalf jaar en dus bijna ontmoedigend lang na de aanvraag, kwamen de eerste stukken binnen uit de periode februari – mei 2020: een digitale kruiwagen met correspondentie, waarin veel namen, woorden, zinnen en paragrafen onleesbaar waren gemaakt (wat overigens mag van de WOB, maar ook alleen als er goede redenen voor zijn). De journalisten konden gaan graven, lezen, vergelijken en nadenken.
Drukte om niks?
NOS Nieuws schreef vervolgens over verschillen tussen wat het RIVM naar buiten communiceerde en de ongeruste bewoordingen die medewerkers binnenshuis in mails gebruikten. Nieuwsuur berichtte over enkele conceptadviezen van de onafhankelijke experts van het Outbreak Management Team (OMT). Die waren na betrokkenheid van het ministerie van VWS anders (en mogelijk politieker gekleurd) in de definitieve teksten terechtgekomen dan de OMT-adviseurs hadden voorgesteld, met concrete consequenties in de samenleving.
RIVM én ministerie lieten merken dat het volgens hen allemaal weinig voorstelde: alleen maar scenario-oefeningen (NOS) en verduidelijkingen (Nieuwsuur). Klagers meldden zich bij mij en schreven: lekker belangrijk, is dát nieuws, is dát wat journalisten doen met hun schaarse tijd?
Was het drukte om niks? Is wie zo lang moet wachten op stukken er wellicht te veel op gebrand om tenminste iets te vinden? Om daarover te kunnen oordelen, moet je niet alleen de artikelen, de items en de openbare reacties van de betrokken organisaties induiken, maar ook onderliggende stukken, aantekeningen en mailwisseling over wederhoor. We nemen de beide onderzoeken even apart.
NOS: Scenario’s of voorspellingen
NOS Nieuws vond zijn nieuws in e-mails van het RIVM, de organisatie die onder leiding van Jaap van Dissel een cruciale rol had bij het adviseren van het ministerie over mogelijke maatregelen tegen COVID-19. In februari 2020 was de eerste Nederlandse besmetting nog niet gemeld, het instituut nog geen bekende afkorting en Van Dissel nog geen op persconferenties waarschuwende BN-er. Maar bezorgd waren ze er in interne mails al wel over de omvang die een corona-epidemie zou kunnen aannemen (“een classificatie als ernstige tot catastrofale bedreiging voor de nationale veiligheid”, “het leek me goed om dit met jullie te delen”). En dat was interessant, vond de nieuwsredactie, want naar buiten schetste het instituut nog zeker enkele weken een veel minder alarmerend beeld (“te vroeg om te zeggen of we ons zorgen moeten maken”). Vanwaar dat verschil, vroeg de NOS zich af.
Op die vraag gaf het RIVM niet echt antwoord. Dus schreef de NOS vrijwel bovenaan in het artikel van 14 februari: “Vragen over de Wob-stukken wilde het RIVM niet beantwoorden, wel gaf het instituut een algemene reactie, die onder dit artikel is gepubliceerd. Het RIVM wijst erop dat het in de stukken gaat om scenario's, niet om voorspellingen.”
Het RIVM vond dat de redactie het verschil tussen een scenario en een voorspelling niet zag: “Scenario's zijn echter wezenlijk anders dan voorspellingen. Scenario denken is een manier om het nadenken over allerlei mogelijke situaties te stimuleren. Voorspellingen zijn daarentegen wat je op basis van (wetenschappelijke) analyses verwacht of het meest waarschijnlijk acht.” Ja, dus, want? Dat was de vraag niet en NOS Nieuws stelde dat ook niet.
Het punt was dat de redactie in de mails alleen maar behoorlijk zwarte scenario’s las, en opmerkingen dat het “complex en te groot” voor de overheid was. Er zat geen lichter scenario tussen. In de communicatie naar buiten werd tegelijkertijd gesteld dat Nederland het goed zou aankunnen en dat we “veilig zijn in Nederland”. Zo’n verschil kan je goed signaleren en beschrijven, en dat is wat NOS Nieuws deed toen er geen antwoord kwam op de terechte journalistieke vraag naar het waarom van het verschil.
In een interview op 19 februari zeiden directeur Van Dissel en hoofd-modellenmaker Wallinga dat ze het opnieuw zo zouden doen. "Ik vind het een heel gewone situatie, we bekijken alles van alle kanten. Het betekent nog niet dat alles wat er op het RIVM gebeurt allemaal integraal gecommuniceerd moet worden. Dat zou heel erg vermoeiend en verwarrend zijn", zei Wallinga. Hé, kwam daar niet een beginnetje van een antwoord? Had je dan niet toch beter meteen kunnen uitleggen waarom je als adviseur van de overheid in onzekere tijden misschien niet alles kunt of wilt delen?
Nee, je hoeft niet alle zwarte scenario’s direct openbaar te maken. Maar – zeker achteraf – uitleggen waarom je dat niet deed is toch zo moeilijk niet. Waarom het woordenspel? Terugkijkend zei de NOS-redacteur tegen me dat hij zich echt had afgevraagd of hij iets overdreven had. Had hij nog duidelijker kunnen maken dat het hem ging om het niet echt antwoord krijgen op een legitieme journalistieke vraag? Dat nog een keer expliciet opschrijven had misschien kunnen helpen, maar had ook drammerig kunnen worden.
Laat zelfs niet de schijn ontstaan dat er licht zit tussen wat je vond en wat je deelde zonder duidelijk uit te leggen waarom dat zo was, dat zou de les voor het RIVM van de communicatie-expert kunnen zijn. De Onderzoeksraad voor Veiligheid stelde op 16 februari in zijn rapport over de eerste fase van de pandemie dat de rijksoverheid, gevoed door experts van het RIVM en het ministerie van VWS, in zijn communicatie lang terughoudend was: “impliciete ideeën over wanneer er wel of (nog) geen sprake is van een crisis, vormt een verklarende factor voor het feit dat de publiekscommunicatie in de weken rondom de eerste besmetting in Nederland achterliep op de informatiebehoefte van de bevolking.” In het door NOS Nieuws beschreven verschil tussen interne en externe communicatie van het RIVM toonde zich een deel van dat proces. Goed om dat te laten zien, geen overtrokken scoop-zucht.
Nieuwsuur: Aanpassen of verduidelijken
Nieuwsuur zag bij het lezen van de interne correspondentie tussen ambtenaren van het ministerie van VWS en het RIVM dat het ministerie vragen stelde en opmerkingen maakte over conceptadviezen van OMT-wetenschappers. Het ministerie deed ook tekstsuggesties voordat de concepten tot publicatie van definitieve, concrete adviezen en maatregelen leidden. In de openbaar gemaakte correspondentie waren die suggesties soms zwartgelakt, maar soms waren delen zichtbaar.
Nieuwsuur ging op zoek naar onderliggende, mogelijk verklarende documenten die niet tussen de WOB-stukken zaten en sprak meerdere bronnen, om te kunnen nagaan hoe het nu precies zat met de veranderingen in de teksten. Uit navraag door de redactie bij OMT-leden bleek bijvoorbeeld dat deze de tekstsuggesties niet meer te zien kregen, terwijl het toch om hún adviezen ging.
Toen de Nieuwsuur-redactie ambtenaren van RIVM en ministerie vroeg waarom en hoe specifieke veranderingen in de teksten waren aangebracht, stelde het ministerie dat het alleen maar om verduidelijkingen ging, niet om inhoudelijke koerswijzigingen of aanpassingen. “Alleen het OMT-secretariaat schrijft aan het OMT-advies op basis van de OMT-beraadslagingen.” De redactie voegde overigens de mailwisseling met ministerie en RIVM toe aan de artikelen, daarin is te volgen dat Nieuwsuur op herhaalde vragen over afkomst, waarom en aard van de tekstwijzigingen vooral procedurele antwoorden kreeg.
De adviserende wetenschappers waren volgens het ministerie altijd volledig onafhankelijk geweest. Dat kan en zal zo zijn. Maar gold dat ook voor de uiteindelijke adviezen na de ambtelijke betrokkenheid?
In enkele gevallen leidden de door de ambtenaren gevraagde tekstwijzigingen wel degelijk tot andere interpretaties en uitvoeringen van een maatregel. En daarmee tot concrete gevolgen voor mensen. Eén van de voorbeelden die Nieuwsuur gaf (lees hier de andere twee ook): de OMT-experts adviseerden medewerkers in verpleeghuizen expliciet om een mondkapje te dragen bij besmette bewoners. Wat je moest doen bij bewoners waarbij geen besmetting was vastgesteld, dat werd opengelaten voor en dus overgelaten aan de zorginstellingen. Sommige schreven hun medewerkers al voor om altijd een mondmasker te dragen. Je had er dan wel meer nodig maar dat moest dan maar, better safe than sorry.
Maar na discussie in de mails tussen de ambtenaren van het ministerie en RIVM onderling (“Mag nog wel een tandje scherper?”) werd uiteindelijk expliciet naar buiten gezegd: niet dragen bij anderen dan besmette mensen. Was dat niet meer dan een verduidelijking? Kijk naar hoe de sector op deze uiteindelijke tekst reageerde. Instellingen die hun personeel bij alle bewoners wilden beschermen voelden nu de druk om niet te veel beroep op blijkbaar schaarse middelen te doen (want dat mondkapjes schaars zouden zijn werd op dat moment uitgedragen door de minister).
Het conceptadvies werd zo in de definitieve versie restrictiever dan het OMT had opgeschreven. En de sector hield zich daaraan. Met mogelijk meer besmettingen tot gevolg. Want het was al vroeg in de pandemie duidelijk dat ook mensen zonder symptomen – en dus niet als ziek herkenbaar – al besmettelijk konden zijn. In vergelijking met andere landen was Nederland laat met het aangeven dat dit zo was. En juist bij deze mensen werden nu geen mondkapjes voorgeschreven.
Maar of beschermingsmiddelen daadwerkelijk schaars waren, was een vraag. Het ministerie had de aankoop van beschermingsmiddelen naar zich toegehaald, slaagde er niet zo goed in spullen te kopen en stelde onderwijl dat er schaarste was. Elders in Europa had men minder problemen. De Tweede Kamer vroeg naar de mogelijke schaarste maar kreeg geen uitsluitsel. Met de ambtelijke tekstsuggesties, die schaarste meenamen in de afwegingen, kon de politiek binnensluipen in de onafhankelijke wetenschappelijke adviezen, die alleen gezondheid en veiligheid zouden moeten meewegen.
Ambtenaren van het ministerie droegen naar eigen zeggen alleen ‘verduidelijkingen’ aan, maar ze werden tot ‘aanpassingen’, tekstveranderingen kregen inhoudelijke consequenties. Was het overdreven dat Nieuwsuur het ministerie daarnaar vroeg? Hoezeer was het ministerie (politiek) betrokken geraakt bij het opstellen van de uiteindelijke adviezen? In onderliggende notulen van de OMT-vergadering over mondkapjesgebruik in de zorg (die vertrouwelijk moeten blijven maar die Nieuwsuur toch te lezen kreeg) zat ook nog eens een opmerkelijke spelfout die rechtstreeks afkomstig uit tekstadviezen van het ministerie leek te zijn. Hadden RIVM-ambtenaren (die als het secretariaat van het OMT functioneerden) achteraf dan ook nog hele zinnen van het ministerie (inclusief spelfout) in de notulen verwerkt? Het riep nog eens extra aarzeling op over de onafhankelijkheid van de definitieve OMT-adviezen.
Het ministerie nam ook bij de vragen van Nieuwsuur een duik in een woordenspel, en de minister-president stelde vervolgens dat er niks aan de hand was. Is dat dus dan zo? De Tweede Kamer wil inmiddels meer stukken hebben. En de Onderzoeksraad voor Veiligheid, die niet heilig is maar wel is gevraagd om een grondige evaluatie van overheidsaanpak en -optreden tijdens de coronapandemie te maken, kraakte stevige noten over de opmerkingen ‘ter verduidelijking’ van ambtenaren. Voorzitter Dijsselbloem noemde wat Nieuwsuur boven haalde “pijnlijk en schadelijk” voor het vertrouwen in de wetenschappelijke onafhankelijkheid van de adviezen. Het OVV wees zelf ook op zo’n “totale rolvermenging” en raadde specifiek aan dat je advies en besluitvorming strikt moet scheiden. Het ministerie stelde steeds dat die scheiding er tijdens de pandemie was, maar de reconstructies van Nieuwsuur lieten anders zien.
Dus: drukte om niks?
Was bij beide verhalen dan dus sprake van journalistieke drukte om niks? Waren het opgeklopte verhalen of ministeriële woordspelletjes? Een scenario is toch geen voorspelling en een verduidelijking nog geen aanpassing, laat staan op politieke gronden?
Er was goede aanleiding om journalistieke vragen te stellen over de verschillen tussen interne en externe uitlatingen van het RIVM, en om een artikel te maken toen daar niet op geantwoord werd. En er was goede aanleiding om op grond van close reading van de vrijgegeven stukken te zoeken naar de achterliggende informatie en documenten. Om vervolgens te merken (en dan te laten zien) dat ambtenaren van het ministerie – na de inbreng van de experts maar zonder bij hen nog even te checken – adviezen van die experts specifiekere of dwingendere lading gaven door in de tekst wijzigingen te doen die meer gevolgen hadden dan een eenvoudige ‘verduidelijking’.
Hier was sprake van serieus journalistiek werk. Met het vergrootglas op de stukken, zoeken naar onderliggende bronnen, uitleg vragen voor het hoe en waarom. En als die niet of slecht komt, dat dan bloot leggen. Niet altijd sexy misschien. Wel belangrijk als bouwsteen bij de controle van macht en beleid. Omdat je moet blijven bevragen hoe beleid gemaakt wordt, zeker als dat heel Nederland raakt.