Politieagenten en boa’s in beeld

ANP
Een gemeente vroeg aan Ongehoord Nederland om hun buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) onherkenbaar te maken in een uitzending. Gezagsdragers zoals politieagenten worden vaker gefilmd door journalisten. Maar onder welke omstandigheden mag dit? Team Ombudsman dook in de journalistieke normen en de wetten rondom het herkenbaar in beeld brengen van agenten en boa’s.
Als eerste bekijken wij altijd de Code Journalistiek Handelen. Deze door de publieke omroepen afgesproken normen zijn onze belangrijkste gereedschapskist tijdens onderzoeken. In deze code staat dat er in journalistieke producties altijd een afweging wordt gemaakt tussen bescherming en privacy: ‘De privacy van mensen mag worden aangetast wanneer dit in redelijke verhouding staat tot het publieke belang van de publicatie.’ Voor publieke figuren en mensen met een openbare functie – zoals politici – geldt dat ze rekening moeten houden met meer en niet altijd gewenste publiciteit dan ‘gewone’, onbekende mensen.
Publiek figuur
In de reportage van Ongehoord Nieuws worden zowel boa's als politieagenten herkenbaar in beeld gebracht. De gemeente schreef aan de redactie van Ongehoord Nieuws dat de betrokken medewerkers geen publieke figuren zijn of mensen met een openbare functie. Daarom zou volgens de gemeente hun privacy gewaarborgd moeten worden. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door hun gezichten te ‘blurren’, vaag te maken.
Buitengewoon opsporingsambtenaren en politieagenten staan niet standaard voor camera’s. Maar het zijn wel ambtenaren die in het openbaar hun functie uitoefenen. Vanwege hun publieke taken worden zij vaker gefilmd door mediaorganisaties, bijvoorbeeld bij demonstraties of confrontaties op straat. In een hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem werd benadrukt dat agenten tijdens hun werk als publiek figuur meer kritiek en een grotere inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer toestaan dan privépersonen. Dat wil niet zeggen dat ze evenveel moeten tolereren als politici. Zo moeten politieagenten en boa’s voor een goede uitoefening van hun taken kunnen zorgen en zich kunnen beschermen tegen gedrag dat hen belemmert.
De gemeente verzocht ON! om het verwijderen van de beelden of onherkenbaar maken van haar werknemers. Redactieleden van ON! schreven in hun reactie aan de gemeente dat het niet gaat “om het in beeld brengen van specifieke personen, maar om het in beeld brengen van het nieuwswaardige handelen van uw gemeente”. Aan de uniformen en de beschrijving van zijn werkzaamheden, die door een boa zelf wordt gegeven, is in de uitzending duidelijk te zien dat deze twee personen in een werksituatie opereren.
Geen openbare ruimte
In Nederland geldt 'vrijheid van informatiegaring' in openbare ruimtes, zoals pleinen of straten. Dit betekent dat je in openbare ruimtes over het algemeen vrij bent om opnames te maken van de omgeving en de mensen om je heen. In dit geval zijn de boa’s niet op straat gefilmd, maar onder andere in de deuropening en het trappenhuis van een gebouw. Dit zijn geen openbare ruimtes.
Ook gezagsdragers hebben tijdens hun werk recht op enige vorm van privacybescherming. Juridisch gezien kan namelijk het portretrecht van toepassing zijn wanneer een politieagent tijdens werk buiten openbare ruimtes duidelijk herkenbaar in beeld is. Dit portretrecht is het recht van een gefilmde of gefotografeerde persoon om publicatie van deze beelden (in sommige gevallen) tegen te kunnen gaan. Vooral als de beelden worden verspreid zonder toestemming. Een netwerk van advocaten genaamd Pro Deo Advocaten raadt dan ook aan om gezichten van agenten te anonimiseren, tenzij er een duidelijke publieke interesse in de beelden is.
Afweging
De Code Journalistiek Handelen benadrukt dat het belang van privacy afgewogen moet worden tegen het publieke belang. Wat betreft dat publieke belang schreef ON! dat het hier gaat om het aan de kaak stellen van een maatschappelijke misstand. De redactieleden benadrukten daarnaast dat de ophef na de berichtgeving geen reden zou zijn om tot verwijderen van de beelden over te gaan, en dat deze ophef gericht was tegen het handelen van de gemeente in plaats van deze specifieke personen.
Maar er bleek uit het antwoord van ON! niet waarom deze specifieke personen dan dus herkenbaar in beeld gebracht moesten worden, ondanks het verzoek om dit niet te doen. Opmerkelijk genoeg schreef de redactie dit ook zelf aan de klager: het gaat niet “om het in beeld brengen van specifieke personen”. Waarom dit dan toch werd gedaan, is niet helder gemaakt.
Wat voegen de gezichten van de boa’s toe aan de reportage over het handelen van de gemeente? Dat handelen wordt immers niet anders of minder duidelijk als de gezichten onherkenbaar gemaakt worden. Journalisten hebben de verantwoordelijkheid om de persoonlijke levenssfeer van degenen die voorkomen in een publicatie niet verder aan te tasten dan in het kader van het maatschappelijk belang nodig is. Een expliciete afweging van de journalisten is dan noodzakelijk, en die werd niet gegeven
Aanpassing
Het is volgens de procedure bij de Ombudsman gebruikelijk dat een betrokken hoofdredactie een onderzoek kan inzien. Dit om eventuele feitelijke fouten in de weergave van de inhoud van een uitzending aan te geven.
De redactie van Ongehoord Nederland kaartte geen feitelijke fouten aan en bleef bij haar eerder naar voren gebrachte standpunt. Maar zij schreef gevoelig te zijn voor het argument van de Ombudsman dat het hier ging om een verzoek van de gemeente waar de omroep rekening mee kan houden. De betreffende YouTube video haalde de omroep in zijn geheel offline op maandag 26 mei. Ook schreef de hoofdredacteur dat het tv-item op diezelfde maandag tijdelijk offline zou worden gehaald, geblurred op de plekken waarom gevraagd werd, en daarna herplaatst zal worden.
Conclusie
Uitleg over wat het laten zien van de gezichten van de boa’s toevoegt, was hier noodzakelijk. Gezagsdragers hebben namelijk ook recht op enige privacybescherming en hun portretrecht. Wie een verzoek tot onherkenbaarheid van handhavers in de wind slaat, moet argumenten hebben waarom het van publiek belang is dat deze personen wel herkenbaar in beeld zijn. Als de redenering van de journalist waarom ze herkenbaar zouden moeten zijn niet sluitend is, dan hoef je niet te doen wat formeel misschien best nog wel mág.