Deel 1: Wat deden de omroepen en waarom?
In een serie columns bekijkt de ombudsman diverse aspecten van de honderden uren tv- en radio en de vele content op omroepsites en sociale media die tijdens de campagne aan de politiek besteed werden.
Enige cijfers achter de zetels
Om een beeld te krijgen van wat de omroepen zoal aan verkiezingsuitzendingen programmeerden, verzamelden de publieksonderzoekers van de NPO informatie over de tv-programma’s tijdens de ‘campagnefinale’ (de periode tussen het Rode Hoed Debat (RTL4, 26 februari) en de verkiezingsdag van 15 maart, plus uitzendingen van De Monitor Debat, Brandpunt en DWDD/Het Lagerhuis die soms net buiten deze periode vielen maar wel aan de campagne gewijd waren). In die periode werden bij NPO1, 2 en 3 341 uitzendingen (221 uur programmering) aan de stembusgang van 15 maart besteed; RTL4 hield het op 3 uitzendingen van in totaal 8 uur. Daarbij werden de uren die de dagelijkse NOS- en RTL4-journaals met verkiezingsnieuws vulden niet meegerekend.
Het NOS Slotdebat trok de meeste kijkers (14 maart, bijna 3,3 miljoen), gevolgd door het EenVandaag Debat tussen Mark Rutte en Geert Wilders (13 maart, 2,3 miljoen). Daarna kwamen de NOS uitslagenavond (1,9 miljoen) en – opmerkelijk, en misschien wel illustratief voor nieuwe, creatieve manieren waarop politieke informatie vertaald kan worden – twee afleveringen van Zondag met Lubach (VPRO, 5 en 12 maart, afleveringen over peilingen en ‘de Nederlandse identiteit’; 1,4 en 1,2 miljoen).
Het aantal uren verkiezingsradio is niet geteld, maar de fervente luisteraar kon in deze periode eigenlijk geen NPO Radio1-programma beluisteren of er kwam wel een politicus of potentiële kiezer in campagnestand in terug. Bij het geluid werd met regelmaat ook beeld geleverd – het NPO Radio1 debat werd live gestreamd – of andersom – het EenVandaag Debat en NOS Slotdebat werden integraal doorgezet naar de radioluisteraar.
Ook op internet en sociale media viel van alles te kiezen. Naast de honderden artikelen op de websites: een liveblog van de gezamenlijke omroepen op NPO Radio1.nl; interviews met lijsttrekkers en debatten met het publiek via NOS Facebook Live; campagnevlogs op YouTube; de Kamergotchi-app. Deze (relatief of splinter-)nieuwe uitingen bereikten honderdduizenden mensen, een flink deel in de voor de publieke omroep soms zo moeilijk te vinden groep van 18 tot 35-jarigen. De jongste kijkers kregen hun eigen Jeugdjournaal Debat dat door bijna 1 miljoen kinderen en ouders werd gevolgd.
De onderzoekers splitsten uit wie er keken naar de verkiezingsprogramma’s, en zagen een breed publiek dat één of (veel) meer uitzendingen bekeek: van de ‘kritische verdiepingzoeker’ die sowieso geïnteresseerd is in informatieve programma’s (opgeteld keek bijna 100% van deze groep deelnemers aan het kijkonderzoek) tot de ‘onbezorgde trendbewusten’ (bijna 70% bereik). ‘Jonge connectors’ bleven relatief achter (bijna 50%).
Drie keer minder: Minder wedstrijdverslag
Wat zag en hoorde het publiek zoal bij de publieke omroepen? Bijzonder grote variatie in vorm en inhoud. Veel talkshows en anderszins (live) geïnterviewde hoofden, maar ook reportageseries uit het land; ‘scrollytelling’ en vlogs; portretten van potentiële Kamerleden én van potentiële stemmers; scherpe satire; een dagelijkse radioquiz; paneldiscussies en deskundigen; presentatoren op locatie zoekend naar issues, naar reuring en verdieping. Bij de start van de campagne leefde binnen de NPO de wens om eens wat minder lijsttrekkers, minder Randstad en minder ‘horserace’ in de verslaggeving te stoppen. Lukte het die drieslag te maken?
Politiek als wedstrijdverslaggeving kan vermeden door bijvoorbeeld minder verslag te doen van de vele, soms dagelijkse peilingen. De NOS besloot al in december om alleen nog langetermijntrends zoals aangegeven door de Peilingwijzer (een gewogen gemiddelde van vijf peilingen) te melden. Een begrijpelijke keus, en niet alleen gezien de blijkbaar beperkt voorspellende waarde van de peilingen bij bijvoorbeeld het Brexit-referendum of de presidentsverkiezingen in Amerika. Ook andere programma’s zetten die stap en losse peilingnieuwtjes haalden zo nauwelijks de zenders. Maar naarmate de campagne vorderde slopen alternatieve wedstrijdjes (via opiniepanels en interviews met de man in de straat, of hypende termen als ‘premiersdebat’ en ronkende voor- en nabeschouwingen bij een vrij vlakke woordenstrijd) de uitzendingen binnen. Waarmee de missie ‘minder horserace’ niet altijd waargemaakt werd. Ook ging de verslaggeving op tv behoorlijk vaak over de campagne zelf en niet over de politieke inhoud (zie figuur 8 in het onderzoek van LJS Nieuwsmonitor).
Regelmatige tussenstanden kunnen voor het publiek bruikbare informatie zijn, vindt de ombudsman. Er rust geen banvloek op peilingnieuws mits het wordt voorzien van context, onzekerheidsmarges en verwijzingen naar de methodologie. De NOS-hoofdredacteur lichtte op radio en NOS.nl uitgebreid toe hoe er met peilingen zou worden omgegaan. Heel bruikbaar voor de burger die uitleg zocht.
De BBC gaat nog een stap verder door complete richtlijnen voor verkiezingsverslaggeving op te stellen en openbaar te maken. Als monopolist in omroepland is dat te doen, maar zou zoiets voor de Nederlandse omroepen wenselijk zijn? Veel van wat de BBC vastlegt betreft het waarborgen van ‘proportional and appropriate coverage’ en ‘achieving impartiality’, en komt soms wel wat krampachtig over. De afzonderlijke Nederlandse omroepen, die – uitgezonderd NOS en NTR – kleur hebben en maatschappelijke stromingen dienen te vertegenwoordigen, kunnen gelukkig wat meer speelruimte claimen zonder dat de publieke omroep als geheel bepaalde stromingen mag bevoordelen. Hoe het totaalbeeld van aandacht en zendtijd tijdens de Tweede-Kamercampagne uitpakte leest u hier.
Minder lijsttrekkers
Het was misschien een mooi streven om minder aandacht aan de nummer één op de kieslijsten te willen geven. Maar hoe reëel het was? De lijsttrekker is niet voor niets tot nummer één gebombardeerd, hij/zij wordt ook door de partij zelf naar voren geschoven. Voor thema-uitzendingen als bij Nieuwsuur en het Radio1Journaal, of de diverse debatten waarvoor alleen – en dan nog uit nood – bij de partij Nieuwe Wegen een ‘gewoon’ Kamerlid werd ingezet. Maar ook wanneer door redacties om een kandidaat-Kamerlid-met-specialisme werd gevraagd kwam uiteindelijk nogal eens de voorman/vrouw uit de hoed, zo bleek uit onderzoek van NRC Handelsblad naar wie er sprak op de publieke tv-netten. Bij de VVD was de spreiding over andere kandidaten relatief hoog, bij PvdA, CDA en D66 minder, en bijzonder laag bij GroenLinks.
Herkenbaarheid, zichtbaarheid, het meeste maken van de beperkte tijd en ruimte: partijen zelf zijn hierin even sturend als de redacties vragend. Is het erg, die schijnwerper op de nummer één? De ombudsman kan er niet echt over vallen. Op één aspect na misschien. Doordat vrijwel alle partijen een man bovenaan zetten, werd politiek wel erg een heren-ding deze campagne. WNL op Zondag hield dus maar een ‘debat-der-dames’. En met name de talkshows probeerden manhaftig vrouw (en kleur) aan tafel te krijgen. Met weinig resultaat, zo liet het NRC Handelsblad-onderzoek ook zien. Maar zolang de diversiteit in de (top van de) politiek zelf ver te zoeken is, kan het niet alleen de omroepen verweten worden dat campagneverslaggeving toch vooral een parade van maatpakken is.
Minder Randstad
Verzuchtingen over de Haagse kaasstolp, waar verslaggevers en politici zo lekker tegen elkaar aan schurken, bereikten de ombudsman deze campagne nauwelijks. De rand van het land is zeer lees-, hoor- en zichtbaar opgerukt naar de Randstad, bijvoorbeeld met series als ‘Buiten het Binnenhof’ (Nieuwsuur), ‘Middenland’ en ‘Mijn Nederland’ (EenVandaag op tv en radio), ‘Op eigen kracht’ en ‘Bestemming Nederland’ (KRO-NCRV Brandpunt en De Ochtend). Er werd gezocht naar niet-stemmers, etnische en ethische Kwesties, lokale ergernissen met landelijke uitstraling; gewone mensen met allerlei achtergronden beklommen in Zorg-, Monitor- en Lagerhuisdebatten de zeepkist.
Voor de dagelijkse journaals wilden de NOS en de regionale omroepen weten wat er leefde onder het publiek. De oproep kreeg 50.000 reacties, waarvan vele duizenden met naam en toenaam. Er is voor veel items uit deze schatkist aan mensen en hun verhalen geput, en dat stopt niet na de verkiezingen. “We zijn er in geslaagd om de wereld van de kiezer te verbinden met de wereld van de politici,” zei de NOS-hoofdredacteur. “We hebben veel minder verkiezingsverslag gedaan vanuit de instituties.” En dat gold voor de publieke omroep in de brede zin.
Wel hadden NOS-hoofdredacteur en chef van de Haagse redactie juist de politieke verslaggevers nog wat vaker het land in willen sturen, maar daarvoor moest er ook vanuit de residentie te veel geduid en verslagen worden.
Impact
Kon het publiek uiteindelijk iets met die – volgens 40% van de ondervraagden in het NPO kijkersonderzoek zelfs veel te grote – hoeveelheid aan campagne-informatie? De publieksonderzoekers vroegen in hoeverre de tv-programma’s (NOS-journaals niet meegeteld) hadden geholpen bij het maken van een keuze in het stemhokje. 30% van de ondervraagden antwoordde daar ‘ja’ op (tegen 22% in 2010 en 23% in 2012), 44% vond de informatie over het algemeen ‘nuttig’.
Programma’s die het meest genoemd werden bij de keuzebepaling waren de debatten (met name het NOS Slotdebat, door 53% van het kijkerspanel), Pauw&Jinek en Nieuwsuur . Maar ook DWDD, Buitenhof en WNL (op zowel zon- als weekdagen) werden genoemd. Opvallende buitenstaanders waren Zondag met Lubach en Freek de Jonge’s De Stemming. Waarmee de cirkel rond is.
Satire als belangrijke informatiebron nam niet alleen qua kijkcijfers een prominente plaats in, maar ook bij het bepalen van de uiteindelijke keuze. Niet eerder kwam het publiek tijdens een campagne zo veel in tijd en via zo veel verschillende vormen en programma’s met politiek in aanraking. Wie op zoek was naar de game changer in de campagne kon deze editie heel wel uitkomen bij producties die niet of maar zeer zijdelings met journalistiek te maken hadden.
KRO-NCRV’s Reporter Radio sprak op 7 mei met de ombudsman over het onderzoek naar de verkiezingsberichtgeving.