Verkiezingen 2023. Deel 3: Dit deden de debatten deze campagne.
Het is hét campagnevehikel bij uitstek: het debat. En het roept in elke verkiezingscampagne reacties op bij kijkers die ze aan de Ombudsman sturen. Het publiek heeft er interesse in, verwachtingen van én meningen over. Daarom keek team Ombudsman naar de vele debatopstellingen en de inhoud, om te zien wat de omroepen deden. En zeker ook wat niet.
Verkiesbaar of niet
Het eerste debat tijdens deze campagne voor de Provinciale Statenverkiezingen was op 26 februari en vond plaats bij WNL op Zondag. Er kwamen zes zogenoemde lijsttrekkers voor de Eerste Kamer aan bod. Wellicht logisch, omdat de in de provincie gekozen statenleden in een later stadium voor de samenstelling van die Senaat stemmen. Maar bij nader inzien misschien niet zo logisch, omdat geen van de deelnemende politici het soort lijsttrekker was dat rechtstreeks gekozen kon worden door het publiek. Of dat enige rol had in de bestuurslagen die wél gekozen konden worden. Het was een stevig debat, maar wel tussen mensen die elkaar vooral op landelijk niveau hardhandig de maat namen.
Op 3 maart werd in plaats van de gebruikelijke radio-uitzending van Nieuws&Co een blok van twee uur ingeruimd voor de uitzending Nederland kiest: het debat. In zes debatrondes kwamen steeds wisselende trio’s of groepjes van vier politici aan bod. Ze bespraken thema’s die meestal wel provinciaal speelden, maar ook hier vanuit de landelijke visie werden besproken, zoals migratie. Deelnemers waren de fractievoorzitters in de Tweede Kamer van zestien partijen. Weer een samenstelling die niet was gericht op de te kiezen politieke organen. De Tweede Kamer heeft formeel met de Provinciale Statenverkiezingen niets van doen.
De NOS legde de insteek van het programma zo uit: “Op 3 maart is het radiodebat op NPO Radio 1. Daarvoor hebben we maar liefst zestien fractievoorzitters uit de Tweede Kamer uitgenodigd. Dat doen we omdat deze politici herkenbaar zijn voor luisteraars. En de landelijke thema’s die nu in Den Haag spelen beheersen ook de politieke discussies in de provincies.” De landelijke politici zijn herkenbaar voor luisteraars: die redenering schetst het probleem van regionale verkiezingen voor een landelijke zender. Houd je een lang debat met allemaal mensen die de luisteraar niet kent? Liever niet, blijkbaar. Dat de landelijke thema’s ook in de provincie spelen is dan een meevaller, maar lost het punt van de onbekendheid van regionale sprekers niet op… En waarom zou je het niet omdraaien: zoek regionale thema’s die landelijk ook interessant zijn? We komen er hieronder op terug.
De NOS gaf meer uitleg bij de landelijke focus: “Een andere reden om hen uit te nodigen is dat de leden van de Provinciale Staten de Eerste Kamer kiezen. Daarmee zijn ze belangrijk voor de landelijke politiek. Maar er komen ook provinciale politici aan het woord. De radio-uitzending begint en eindigt met een gesprek tussen drie leden van de Provinciale Staten.” Dat laatste voelde een beetje alsof de regionale politiek door drie wél verkiesbare politici een soort recensie mocht geven van een discussie tussen zestien landelijke politici die niet verkiesbaar waren. Overigens, dát de NOS en ook EenVandaag hun afwegingen bij de debatopstellingen uitlegden was goed. Dan weet je in elk geval als publiek wat de achtergrond bij de keuzes was.
Zondagavond 12 maart was BNNVARA aan de beurt, die in Pauws Verkiezingsdebat: Linksom of Rechtsom een voor velen onbegrijpelijke opstelling koos: Tweede-Kamerfractievoorzitters Kuiken en Klaver (PvdA-GroenLinks) versus premier Rutte en Eerste Kamerlijsttrekker Schippers (beide VVD). Een klassiek gevalletje links-rechts verbaal boksen? Een poging de verkiezingen een al dan niet-bestaande tweestrijd in te trekken? Het leverde vóór aanvang al een serie vooronderstellingen en een stroom klachten bij de Ombudsman op. We komen er hieronder apart op terug.
Op 13 maart gaf EenVandaag de debatvloer aan een nog meer uiteenlopende parade aan landelijke politici: vier Tweede-Kamerfractievoorzitters, twee ministers en de premier. Waarmee de afstand tot de provincie en de verkiesbare politici nog een stapje groter werd. De redactie legde dat als volgt uit: “Met de Provinciale Statenverkiezingen op 15 maart wordt indirect gestemd voor de zetels in de Eerste Kamer. Die samenstelling is weer van belang voor de uitvoerbaarheid van het kabinetsbeleid. De verkiezingen zijn dus vooral een referendum voor het kabinet Rutte IV.” Of dat voor de kiezer ook het geval zou worden, was op dat moment speculatief. En mogelijk is het voor velen nooit waar geweest. Maar het programma leverde het frame.
Op 14 maart sloot de NOS de campagne af, traditiegetrouw met een uitgebreide debatuitzending. In de uitzending speelden, zoals de omroep het zelf beschreef, “twaalf politici uit de provincies een rol. Zij vertellen waar de kiezers in hun provincie tegenaan lopen en wat de oplossingen zijn. Dit is dan steeds de opmaat naar een debat tussen drie landelijke partijleiders. In die uitzending gebeurt veel: zes filmpjes, zes gesprekken met provinciale lijsttrekkers geleid door Simone Weimans, en zes debatrondes met landelijke partijleiders onder leiding van Rob Trip. De partijleiders van de zes grootste partijen doen mee aan twee debatrondes. De rest aan één. De provinciale lijsttrekkers zijn gekozen uit partijen die niet of minder aan bod komen op het landelijke toneel.” In deze uitzending was duidelijk gezocht naar een zicht- en hoorbare provinciale inbreng. Maar de debatrondes richtten zich dan toch weer op de landelijke kopstukken, en dat bleef hangen bij het publiek: de blik vanuit Den Haag.
Motivatie voor stembusgang
Waarom somt de Ombudsman dit op? We hebben het al vaker gezegd: de aanpak en het uitnodigingsbeleid van programma’s en omroepen valt binnen de redactionele autonomie, de vrijheid om zelf nieuwskeuzes te maken en gasten uit te nodigen.
Maar debatten hebben wel een functie, al is die mogelijk niet zo doorslaggevend als journalisten én politici vaak stellen. Dat bleek onlangs uit een studie van de universiteit van Harvard. Dit onderzoek trok kort gezegd de invloed van debatten op concreet stemgedrag behoorlijk in twijfel. Maar de chef van de Haagse redactie van de NOS gaf in een artikel naar aanleiding van die Harvard-studie aan dat debatten vooral draaien om beeldvorming. Zij zei verder dat debatten een aansporing om te gaan stemmen kunnen zijn: “De debatten en de berichtgeving erover hebben ook als doel om de kiezers te motiveren om naar de stembus te gaan. Bij Provinciale Statenverkiezingen is de opkomst altijd lager dan bij Tweede Kamerverkiezingen. Wie zijn of haar achterban weet op te trommelen wint meer zetels.”
Stel, dat laatste is mede het doel van de debatten, zelfs al is het maar ondergeschikt. Is het dan raar om te verwachten dat een debat je op zijn minst een beeld geeft van wie er daadwerkelijk te kiezen zijn? En waar een verkiezing inhoudelijk om gaat? Maar die verkiesbare kandidaten waren nauwelijks op de nationale tv te zien. En, zo liet ons onderzoek zien, ook in de behandeling van de thematiek kwam de visie vanuit de provincie weinig aan de orde of werd die vaak met landelijke argumenten toegelicht.
En dat is dan toch jammer, meent de Ombudsman. Wie informatie over de provincie zocht, moest richting de regionale media. Maar lang niet iedereen kijkt naar regionale zenders, wat overigens ook jammer is. Neem daar dan nog bij hoeveel zendtijd en redactionele inspanning debatten vragen. Dan mag je de vraag stellen of je debatten wilt blijven organiseren zoals die er ook deze keer weer waren: met een zeer gerichte focus op een bestuurslaag die niet verkiesbaar is en als populariteitspoll over een zittend kabinet. De landelijke politici waren hier zelf uiteraard niet vies van. Maar wil je als journalist daarin meegaan? Je kunt misschien je informatieve taak ook anders invullen dan met het volgende landelijke debat.
Het debat met de wolk
Gaan we dan nog een keer terug naar 12 maart. Een dag of tien voorafgaand aan die zondag werd duidelijk dat BNNVARA met een debat zou komen onder leiding van Jeroen Pauw. Volgens de omroep ging “het rechtse blok de confrontatie aan met … het linkse blok” van PvdA en GroenLinks. Volgens de peilingen zou de VVD bijna gelijk staan met de twee linkse partijen die in de Eerste Kamer gaan samenwerken in één fractie. Een mogelijk prikkelende tweestrijd lonkte.
Andere partijen dan de VVD en PvdA/GroenLinks werden niet uitgenodigd. Geen probleem, zei presentator Pauw op de radio. "Ik denk dan: er zijn zoveel andere programma’s op tv en tientallen uren radio die gaan over de politiek. In dat hele spektakel is één klein plekje van 50 minuten waarin wij dit doen. Wij denken dat wij hiermee een tegenprogramma kunnen maken." En hij vond niet dat hij meeging in een door de VVD aangehaald frame waarin kiezers gewaarschuwd werden voor de mogelijke macht van ‘de linkse wolk’.
“Schande!”, riepen desondanks tientallen klagers bij de Ombudsman. In de netste mails werd aan de Ombudsman gevraagd de opzet van het debat te wijzigen: “Graag verneem ik uw visie en benodigde aanpassingen”, schreef een klager. Veel schrijvers kopieerden een openbare brief van Kamerlid Pieter Omtzigt met die strekking. In andere reacties werd op hoge toon een verbod door de Ombudsman geëist. Er moest een openbare reactie van de Ombudsman aan Kamerlid Omtzigt aan te pas komen om uit te leggen dat de Ombudsman dat überhaupt niet kán. De Ombudsman wijzigt of verbiedt niet. En laat het heel helder zijn: elke redactie of omroep mag zelf een aanpak of debatopstelling kiezen. Een geprofileerde omroep als BNNVARA mag ook een voorkeur voor bepaalde standpunten uitdragen.
Maar er zat een andere rafelrand aan het Pauw-debat. In de dagen na de verkiezingen begreep de Ombudsman dat het BNNVARA-debat, waarvoor relatief laat in de programmering ruimte werd gemaakt, bij andere redacties tot lastige en last minute wijzigingen leidde. Sommige politici trokken vóór dat laatste weekend toezeggingen aan andere programma’s voor interviews of optredens in: ze moesten het Linksom of Rechtsom-debat voorbereiden, hoorde de Ombudsman van derden. Potentieel lastige interviews en kritische redacties werden zo op het laatste moment ontlopen.
De politieke partijen zúllen het nooit bevestigen, de Ombudsman was er niet bij en kán het daarom niet bevestigen. Maar als het klopt, leek het op wat de Ombudsman in 2021 beschreef na afloop van de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen: politici kunnen debatprogramma’s van de omroepen tegen elkaar uitspelen, de vele debatten gebruiken als alibi voor ontwijkgedrag en kunnen het voordeligste podium kiezen.
Dat politici dat willen, kan je hen niet verwijten. Maar biedt dit het publiek de meeste waar voor het geld? Dat blijft namelijk zin twee in veel klachten bij de Ombudsman: “En dat allemaal van míjn belastingcenten!” Zou je je als publieke omroepen toch niet op je hoofd krabben? Zou het voor het publiek informatiever zijn als de publieke omroepen weten te voorkomen dat politici de regie grijpen? Door samen het sterkst mogelijke debat op te tuigen, schreven we twee jaar geleden. Zelfs al is dat er dan maar één? De vragen staan sinds voorjaar 2021 nog steeds open.
Richtlijnen elders
Er is een externe aanleiding om het fundamenteel over debatten in campagnetijd te hebben. Wie niet zelf de handschoen oppakt, loopt de kans dat er richtlijnen van buitenaf komen. Diverse landen hebben die. Zou daar iets bruikbaar tussen zitten? Bijvoorbeeld als het gaat om het uitnodigingsbeleid voor debatten?
De BBC heeft permanente richtlijnen voor alle nieuws-, actualiteiten- en opinieprogramma’s waarin politiek een rol heeft, en publiceert bij verkiezingen specifieke aanvullende voorwaarden. Ze zijn opgesteld door de omroep zelf, op basis van de door de politiek aan de BBC opgelegde verplichting tot onpartijdigheid. Zo creëer je een levendig debat zonder bepaalde kandidaten onevenredig voordeel te geven. “The intention of these guidelines is to encourage vigorous debate and to give a higher profile to candidates in general, without giving unfair advantage to one candidate or party over another.” Over de keuze voor deelnemers aan debatten zeggen de richtlijnen bijvoorbeeld: “Programmes may decide to use either candidates or their representatives in items. But if a candidate is invited to take part, the other participants should, where at all possible, also be candidates (…).” Voer je van de ene partij een kandidaat voor een bepaalde positie op, dan nodig je van de ander partij een gelijkwaardige spreker uit. Die gelijke positie van deelnemers aan debatten was de afgelopen campagne hier ver te zoeken, Kamerleden debatteerden bijvoorbeeld met de premier. Maar wat deze Britse voorwaarde concreet zou opleveren is niet duidelijk, en ook niet wat de maatregelen zijn als die niet wordt nageleefd.
Een andere regel in Groot-Brittannië is dat “if any candidate takes part in an item about a specific electoral area, then these other candidates should also be offered the opportunity to take part, or be given a similar opportunity across a series of reports.” Pas je dat in Nederland toe, met zijn tientallen partijen en kandidaten, dan verwordt een debat tot één lange Poolse landdag: volgens de Van Dale ‘een rumoerige bijeenkomst met te veel mensen en door-elkaar-gepraat’. Geen uitnodiging tot kijken, lijkt ons.
In Vlaanderen zijn er vanuit de overheid vooral regels die in aanloopperiodes naar verkiezingen zogenoemde sperperiodes instellen: weken, soms maanden voorafgaand aan verkiezingen waarin geldt dat “ministers, parlementsvoorzitters en politieke partijen… hun persoonlijke imago niet [mogen] verbeteren via overheidscommunicatie en met overheidsmiddelen.” De publieke én commerciële omroepen vertalen dat bijvoorbeeld door te stellen dat politici in de sperperiode alleen nog in nieuwsprogramma’s mogen optreden, niet in spelletjes of ander amusement, maar op de samenstelling van debatten heeft dit geen invloed.
In de Verenigde Staten worden opmerkelijk genoeg met name aan commerciële tv- en radiostations richtlijnen opgelegd over het bieden van ‘equal opportunity’ aan verkiezingskandidaten. De publieke omroepen mogen hun eigen koers varen, maar scharen zich vrijwillig achter deze voorwaarden. De voorschriften kunnen gelden voor zowel nieuws- als entertainmentprogramma’s. “Equal opportunity usually means that a station must make the same amount of time available to opposing candidates, but the term can mean more than just the same amount of time; a station might also be required to provide opposing candidates with time during a portion of the day when there is a comparable audience. A station does not need to provide opposing candidates with time during the same program.” Hier wordt het geven van gelijke mogelijkheden aan politici dus vooral voorgeschreven als het geven van evenveel zendtijd op hetzelfde moment van de dag. De Federal Communications Commission FCC, een overheidsorgaan, is de afzender van deze richtlijnen en monitort de naleving.
Ook is er nog de Commission on Presidential Debates, de CPD. Deze onafhankelijke non-profit organisatie werd in 1987 opgericht door de Democratische als de Republikeinse partij tezamen, “to ensure, for the benefit of the American electorate, that general election debates between or among the leading candidates for the offices of President and Vice President of the United States are a permanent part of the electoral process.”
Ze organiseerde sindsdien elke vier jaar de grote debatten tussen presidentskandidaten en vice-presidentskandidaten, tot en met 2020. De commissie stelde dat om mee te doen een kandidaat in de peilingen minstens 15 procent aanhang moest hebben. Ze wees de plaats aan voor debatten, vaak een universiteit, en een ervaren journalist als moderator. Die kon wel zelf de thema’s en de vragen bepalen.
Het leek een redelijk onafhankelijke aanpak die sinds 1988 functioneerde. Maar in april 2022 heeft de Republikeinse partij aangegeven zich uit de commissie terug te trekken. De commissie zou toch bevooroordeeld zijn en de debatten uiteindelijk niet fair. Daarmee wordt het bij de verkiezingen van 2024 wellicht weer ‘vrijheid blijheid’ bij eventuele debatten. Mét de kans dat de partijen zelf weer volledig de regie grijpen en alleen voor het hen meest goedgezinde platform gaan kiezen.
Ondertussen is de vrijheid van een tv- of radiozender om zelf te bepalen wie mag komen debatteren als het om andere dan presidentiële functies gaat ook bevochten tot aan de Supreme Court. Zenders zijn in die keuze in hoge mate vrij, zo lang kandidaten maar niet uitgesloten worden omdat een zender bepaalde opvattingen wil boycotten. Uiteindelijk wordt alles in Amerika vroeg of laat vastgetimmerd bij de rechter.
Canada opnieuw bekeken
In het voorjaar van 2021 beschreven we de Canadese aanpak die ontstond na kritiek op de verkiezingsdebatten van 2015. De overheid stelde in 2018 een onafhankelijke commissie aan van vertegenwoordigers uit diverse media. Die maakte spelregels voor ‘eerlijke debatten’ in 2019. Juist om te voorkomen dat politici zelf met zenders zouden gaan onderhandelen of dat er te weinig kiezers bereikt zouden worden. In 2019 en in september 2021 opnieuw werden op basis van de zeer gedetailleerde afspraken twee debatten tussen partijleiders gevoerd, één in het Frans en één in het Engels. Wie mocht meedoen werd bepaald door de commissie op basis van aanwezigheid in het parlement en de stand in de peilingen op het moment dat de datum voor het debat werd bepaald.
In een uitgebreide evaluatie schreef de commissie in 2021 dat de debatten zeker bijdroegen aan het vertrouwen in de politiek. Meer dan 10 miljoen Canadezen keken ernaar. De politieke partijen vonden – uiteraard – dat ze te weinig ruimte voor hun standpunten kregen, het publiek vond dat niet. Maar wel dat de debatten rommelig en wat gehaast waren en er veel aandacht ging naar de moderatoren: er stonden nogal veel journalisten op het podium die de debatten leidden. Misschien een gevolg van het feit dat de commissie meerdere media verenigt en die allemaal een rol willen hebben?
Het hele rapport is interessant leesvoer. En het gedeelte waarin de wijze waarop na de debatten werd onderzocht wat werkte of niet, kan een eindredacteur op ideeën brengen om de eigen aanpak te toetsen. Sommige aanbevelingen doen de Ombudsman wel een beetje schrikken. Ze strekken tot op het niveau van het bepalen wíe een debat gaat leiden, dus welke presentator daarvoor kwalificeert. De Ombudsman voelt sowieso ongemak bij commissies die door politici worden aangesteld om spelregels te maken die journalistiek inhoudelijke consequenties hebben. De onafhankelijkheid van zo’n commissie moet wel heel stevig gegarandeerd zijn.
Richtlijnen geen garantie
Je kunt je afvragen hoe zinnig of werkbaar het opstellen van richtlijnen of afspraken voor de toegang tot debatten is. Zeker als je kijkt naar het unieke pluriforme omroepbestel en het sterk versplinterde politieke veld zoals we dat in Nederland hebben. Strookt het om te beginnen met de grondwettelijke vrijheid die de pers heeft om zelf inhoudelijke keuzes te maken? En áls je dan al aan regels denkt, wie moet die opstellen en handhaven? Als je principieel liever niet hebt dat politici zelf de regie grijpen over de debatten, van wie zou je dat dan wel accepteren?
We vroegen de NPO of die daarin geen taak voor zichzelf zag, omdat het publiek dat vaak aan ons vroeg. De NPO is immers degene die het programmeerbeleid voert en verantwoording over de budgetten aflegt. Maar de NPO geeft aan zich er niet op dat inhoudelijke niveau mee te mogen bemoeien: hoe een omroep toegekende zendtijd invult qua onderwerp en gastenkeuze is de zaak van de omroepen en programma’s zelf. Dan kan je je hooguit afvragen: waarom zoveel ruimte voor debatten in die laatste campagneperiode?
De discussie over frequentie, rol en opzet van debatten wordt nu in Nederland niet gevoerd. Misschien moet dat één keer grondig gebeuren. Kunnen richtlijnen helpen bij het houden van de regie in de handen van de vakmensen: de redacteuren, presentatoren en debatleiders? De Ombudsman is er niet zonder meer zeker van, gezien de uitwerking in andere landen.
Strakker samen optrekken als publieke (en wellicht commerciële?) omroepen kan mogelijk wel wat bijdragen. Zodat deelname aan het ene debat niet meer als excuus voor het afzeggen van het andere kan worden ingezet. Zo’n evaluatie als die in Canada kan misschien inspiratie leveren voor een dergelijke aanpak zonder een hele commissie op te tuigen. De Canadese commissie schreef: “We are conscious of the public trust we hold to ensure effective and informative debates that establish worthy standards of civility, truth and transparency.” Die verantwoordelijkheid zullen de publieke omroepen zich toch ook bewust zijn.
De kernvraag moet steeds zijn: wat leveren eventuele afspraken over samenstelling of debatvorm inhoudelijk op voor het publiek? Debatten zijn het best als ze breed informatief zijn, veel politieke stemmen laten horen, maar ook helder, overzichtelijk en onderhoudend zijn. Als richtlijnen dan helpen om de kwaliteit van de debatten te vergroten, ga je gang. Maar een garantie is dat niet.
Deel 1: Wie zat waar?
Deel 2: Wat de vorm doet met de inhoud.